Mei-juni en augustus-begin oktober in twee generaties. In het Zuid-Europa vliegt de soort al in maart, eventuele trekkers zouden dus al eerder gezien kunnen worden. De vlinders komen op licht.
Rups: juli-augustus en oktober-eind april. De soort overwintert als rups.
Porter's Rustic
Proxenus hospes
Voorvleugellengte: 12-13 mm. Deze onopvallende uil wordt gemakkelijk over het hoofd gezien. De grondkleur van de tamelijke smalle voorvleugel van deze uil is vaalbruin. Over de voorvleugel loopt een kenmerkende lichtere streep in de lengterichting. In deze lichtere streep liggen de ringvlek en de niervlek, die beide echter soms nauwelijks zichtbaar zijn en vaak gereduceerd tot zwarte stippen. De achtervleugel is glanzend wit met een smalle lichtbruine streep langs de voorrand; deze streep is in de hoek bij de achterrand breder en vervaagt richting de binnenrand. Het borststuk is vaak met een fijn kraagje afgescheiden van de kop.
22-26 mm. Lijf donker grijs, bijna zwart op de rug en onder het bleke subdorsale gebied, een bleek, vleeskleurig gedeelte onder de stigmata en een donkerbruine kop.
De huisuil (Caradrina clavipalpis) is bonter getekend en heeft donkere vlekjes langs de voorrand van de voorvleugel. Ook andere stofuilen zijn bonter en levendiger getekend en hebben een bredere voorvleugel. De vlinder lijkt enigszins op de Archanara (rietboorders)- en Nonagria (lisdoddeboorder)-soorten; deze zijn echter meer getekend en hebben bovendien alleen een generatie in het najaar. Lijkt ook sterk op de smalvleugelrietboorder (Chilodes maritima) die eerder in het jaar vliegt. Zie ook de bleke stofuil (A. gluteosa).
Zeer zeldzaam. Deze vlindersoort is voor het eerst waargenomen in 2007 in westelijk Zeeuws-Vlaanderen en wordt sindsdien af en toe in Zeeland gezien.
Zeer zeldzaam. Tot nog toe slechts twee waarnemingen in Wallonië (Luik, 1996 en Namen, 2011) en één in Vlaanderen (Leuven, 2014).
De vale stofuil komt voor in de zuidelijk helft van Europa. De laatste jaren wordt de soort ook af en toe waargenomen in Groot-Brittannië, Duitsland en Denemarken.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Warme (vochtige) open plaatsen, duinen, bosranden, parken.
Diverse kruidachtige planten, waaronder weegbree, paardenbloem, zuring en moerasspirea.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting