Half april-half oktober in twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: het hele jaar door aan te treffen, maar vooral van mei tot oktober. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij of in de grond. De soort overwintert meestal als pop in een cocon in de grond en soms als rups.
Cabbage Moth
Kohleule
la Brassicaire , la Noctuelle du chou
Barathra brassicae, Hadena brassicae
Koolsoorten zijn belangrijke waardplanten van deze soort. Zie verder bij 'toelichting wetenschappelijke naam' en de Engelse en Duitse soortnaam.
Ook in tuinbouwkringen heet deze soort al decennia-lang kooluil.
Mamestra: volgens Treitschke is Mamestra de hoofdstad van Lesser Armenia en heeft deze naam verder geen enthomologische betekenis.
brassicae: Brassica is het plantengeslacht kool dat inderdaad een aantal voedselplanten van de rups bevat.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 14-22 mm. Opvallend is de krijtwitte omtrek van de niervlek; onderaan de binnenrand van de niervlek liggen twee kleine witte vlekjes. Ook kenmerkend is de witachtige binnenrand van de golflijn met in het midden een witachtige W. De voorvleugel is doorgaans bruinachtig donkergrijs met lichtere bruine vlekken; soms is de grondkleur meer zwartachtig of juist lichter van kleur. Er is weinig variatie in tekening.
Tot 45 mm; lichaam verieert in kleur van bruin tot grijsachtig groen; langs de rug twee rijen zwarte vlekken, die zich op segment elf tot een zwarte, wigvormige vlek verenigen; langs de spiracula een brede, oranje, okerkleurig gele of lichtgroene lengteband; kop bleek geelachtig bruin of donkerbruin met lichtere tekening. De jonge rupsen zijn groen met gele ringen tussen de segmenten.
Zie de tandjesuil (Sideridis turbida) en de adusta-uil (Mniotype adusta).
Volgeling (Noctua comes),kleine breedbandhuismoeder (Noctua janthina), open-breedbandhuismoeder (Noctua janthe), dubbelpijl-uil (Graphiphora augur), zwarte-c-uil (Xestia c-nigrum), trapeziumuil (Xestia ditrapezium), driehoekuil (Xestia triangulum), bruine zwartstipuil (Xestia baja), kleine huismoeder (Noctua interjecta) en splinterstreep (Naenia typica).
Lijkt ook op kastanjebruine uil (Xestia castanea), nunvlinder (Orthosia gothica) en spurrie-uil (Anarta trifolii).
Rupsen zonder zwarte strepen op het achterlijf kunnen ook verward worden met de rups van de brede-w-uil (Lacanobia w-latinum).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Heel Europa en via de gematigde zone tot Oost-Azië. De noordgrens: Scandinavië tot iets onder de poolcirkel; de zuidgrens: het Middellandse Zeegebied tot Voor- en Midden-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Er bestaat weinig voorkeur voor een bepaald biotoop; de soort wordt vooral waargenomen in cultuurgebieden.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting