Begin juni-eind augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot in oktober. De vlinders komen op licht, smeer en bloeiende grassen.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de strooisellaag of in oude rietstengels, waarin ook de verpopping plaatsvindt.
Southern Wainscot
Spitzflügel-Graseule
la Leucanie paillée
Leucania straminea, Aletia straminea
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De spitsvleugel- en de stompvleugelgrasuil kunnen niet los van elkaar worden toegelicht. De soorten lijken veel op elkaar en worden dus nogal eens verwisseld. De vorm van de voorvleugelpunt is een van de (weinige) hulpen bij het op naam brengen.
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.
straminea: straminues is strokleurig, naar de bleke voorvleugel.
(Treitschke, 1825)
Voorvleugellengte: 14-18 mm. De voorvleugel heeft, in vergelijking met de andere Mythimna-soorten, een rechte achterrand, die vlak voor de vleugelpunt soms licht naar buiten buigt, waardoor de vleugelpunt iets uitsteekt. De grondkleur van de voorvleugel is zacht strokleurig lichtgrijs, vaak met een licht rozeachtig bruine tint. Langs de hoofdader loopt een bruine streep en de dunne, vaak nauwelijks zichtbare gebogen buitenste dwarslijn bestaat uit zwarte stippen. Over de kraag loopt een smalle grijze lijn met bleke randen die soms erg vaag is; deze lijn komt niet voor bij andere Mythimna-soorten. De achtervleugel is witachtig met donkere aders en een lichte tot matige grijze spikkeling; in het midden bevindt zich een, soms vage, gebogen rij korte zwartachtige streepjes. De onderzijde van zowel de voor- als de achtervleugel is in lichte mate donker gestreept en gespikkeld en gewoonlijk is een donkere middenvlek aanwezig.
Afgevlogen exemplaren met een sterke spikkeling en vage donkere streepjes op de achtervleugel kunnen sterk op de stompvleugelgrasuil (M. impura) lijken, vooral als de vleugelpunt geen duidelijk uitstekend puntje heeft. De stompvleugelgrasuil is over het algemeen echter donkerder en krachtiger getekend en de onderzijde van de voorvleugel is in sterkere mate donker bespikkeld en gestreept. Bij de bleke grasuil (M. pallens) loopt geen lijn over de kraag en maakt de voorvleugel een egalere indruk. Zie ook de pseudo-bleke grasuil (M. favicolor), de gestreepte rietuil (Leucania obsoleta) en de kleine rietvink (Simyra albovenosa).
Stompvleugelgrasuil (Mythimna impura), bleke grasuil (Mythimna pallens) en komma-uil (Leucania comma).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit het westen en het noorden van het land. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in Vlaanderen. Wijdverbreid, maar in lage aantallen. Zeer zeldzaam in Wallonië, met slechts enkele recente waarnemingen uit Luxemburg en Namen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Noord-Afrika (Marokko), Zuid- en Midden-Europa, naar het noorden tot Ierland, Midden-Engeland en Zuid-Scandinavië. In het Middellandse Zeegebied tot nu toe zeer lokaal. Ook bekend uit Turkije en Libanon.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Moerasachtige gebieden en oevers langs rivieren, kanalen en sloten.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting