Maart-half april in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer.
Rups: mei-begin juli. De rups kan overdag worden aangetroffen op de lagere takken van oude berken. De soort overwintert als pop in de grond, soms meer dan één jaar.
Rannoch Sprawler
Frühlings-Rauhhaareule
la Noctuelle nubéculeuse
Asteroscopus nubeculosa, Branchionycha nubeculosa
Voorjaarsuilen vliegen vroeg in het jaar. De meeste zijn Orthosia-soorten.
Deze soort heeft een sterk behaard borststuk.
Brachionycha: brakhus is kort en onux is een klauw. Dit verwijst naar de klauwvormige spoor aan de tibia.
nubeculosa: nubecula is een wolkje, naar de donkere schaduwen op de vleugels van deze soort.
(Esper, 1785)
Voorvleugellengte: 20-24 mm. Een grote, fors gebouwde uil met een sterk behaard borststuk en een krachtige zwarte tekening op de voorvleugel. De grote lichte niervlek is enigszins vervormd en heeft aan de binnenzijde een zwartgerande witte streep die in het verlengde ligt van de donkere hoofdader in het midden van de vleugel. De grondkleur varieert van bruinachtig grijs tot soms zwartachtig bruin.
Van deze soort zijn in 1895 twee exemplaren waargenomen bij Breda.
Zeer zeldzaam. Komt lokaal voor in Namen en Luxemburg.
In Europa vooral in het centrum; in het zuiden meer als een bergsoort in het Centraal-Massief, de zuiddalen van de Alpen, Slovenië, Bosnië-Herzegowina en Bulgarije. In het noorden een geïsoleerd areaal in Schotland, verder Midden-Noorwegen, Midden-Zweden, Midden-Finland (met enkelingen meer naar het noorden) en Karelië. Verder dwars door Noord-Azië tot Sachalin en Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen en andere plaatsen met oude volgroeide berken.
Diverse loofbomen, met een voorkeur voor berk.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea
steenrode grasuil
Apamea lateritia
sierlijke haarbos
Ochropleura leucogaster
straaljagertje
Trigonophora flammea
duinworteluil
Agrotis ripae
bonte grasuil
Cerapteryx graminis