Begin juni-half augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer.
Rups: april-juni. Jonge rupsen leven in de katjes of tussen samengesponnen bladeren van de waardplant. Oudere rupsen verbergen zich overdag, vaak met meerdere exemplaren bij elkaar, in de strooisellaag of achter losse schors en foerageren ´s nachts op de bladeren. De verpopping vindt plaats in een cocon achter schors of in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.
Dingy Shears
Weiden-Pappel-Rindeneule
l'Upsilon
Enargia ypsillon, Apamea ypsilon, Orthosia ypsilon, Parastichtis fissipuncta, Dyschorista fissipuncta, Apamea fissipuncta, Sidemia fissipuncta, Parastichtis ypsillon
Wilg en populier zijn de waardplanten van deze soort; waarom hier schors extra wordt benadrukt is onduidelijk. Meer over Nederlandse namen
ypsillon: ypsilon is een letter van het Griekse alfabet en de donkere pijlvlek lijkt daar wel wat op.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 15-19 mm. De voorvleugel heeft een tamelijk effen, licht- of donkergrijsachtig bruine of warm grijze kleur. Langs de geleidelijk gebogen voorrand bevinden zich kleine donkere vlekken en soms is een zwartachtige wortelstreep zichtbaar. Kenmerkend is de donkerbruine of zwartachtige tekening tussen de ringvlek en de niervlek; ook aan de andere zijde van de ringvlek ligt vaak een donkere vlek. Soms zijn de ringvlek en de niervlek met elkaar verbonden. De tapvlek is zichtbaar als een pijlvormige, zwart omlijnde vlek.
Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land; minder algemeen ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije) via Europa noordelijk tot Midden-Scandinavië en Zuid-Karelië naar Klein- en Voor-Azië, Centraal-Azië (Afganistan) en Oost-Siberië tot het Amoer-Oessoeri-gebied.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vochtige bossen, moerassen, rivieroevers en parken met wilg op vochtige kleigrond.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
windeweeskind
Aedia leucomelas
gouden daguil
Synthymia fixa
eenstipgrasuil
Mythimna unipuncta
astermonnik
Cucullia asteris
gevlamde grasuil
Eremobia ochroleuca
heremietuil
Ipimorpha retusa