Eind juli-eind oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: maart-juni. De rups leeft in de katjes van de waardplant; eerst wanneer deze nog aan een tak hangen, later op de grond nadat ze zich met het katje hebben laten vallen. De rups maakt een cocon in de grond en verpopt zich daarin ongeveer zes weken later. De eieren worden dicht bij de knoppen op een tak van de waardplant afgezet; de soort overwintert als ei.
Sallow
Bleich-Gelbeule
la Cosmie roussâtre , la Xanthie cirée
gewone katjesuil, gouduil
Cirrhia icteritia, Xanthia fulvago, Cosmia fulvago, Xanthia cerago
De gouduilen hebben een geelachtige (gouden) grondkleur.
Deze gouduil is tamelijk gewoon en verbreid in ons land.
Xanthia: xanthos is geel, naar de overwegend geelachtige kleuren van de soorten binnen dit genus. Ochsenheimer nam deze naam over uit Hübner's Tentamen (1806).
icteritia: ikteros is geelzucht, naar de gele voorvleugel. Zie ook bij E. icterata.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De voorvleugel is enigszins hoekig van vorm en heeft een vrij spitse vleugelpunt met een klein uitstekend puntje. De vleugel is geel of oranjegeel met een roze- of roodachtig bruine tot donkerbruine tekening; de uitgebreidheid en de intensiteit van de tekening zijn uitermate variabel. Meestal bestaat het patroon op de voorvleugel uit een smalle onregelmatige dwarsband in het wortelveld en een bredere onvolledige band op de grens van het midden- en zoomveld. Soms is de vleugel gemarmerd of zijn vage dwarslijnen te zien. De donkere vlek in de binnenste lob van de niervlek, met daarin vaak een witte stip, is altijd aanwezig. Soms komen zeer lichte, vrijwel ongetekende exemplaren voor.
Tot 30 mm; lichaam roodachtig bruin tot purperachtig bruin; over de rug een lichtbruine of witachtige middenstreep, die zwartgezoomd en soms tot een rij bleke vlekjes gebroken is; de flanken zijn boven de spiracula donkerder dan de rug, maar onder de spiracula lichter; onderzijde lichtgrijs; kop klein, roodachtig bruin.
Zie de wilgengouduil (X. togata), de iepengouduil (X. gilvago) en de gele uil (Enargia paleacea).
Wilgengouduil (Xanthia togata), saffraangouduil (Tiliacea aurago) en iepengouduil (Xanthia gilvago).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noordwest-Afrika (Marokko) via nagenoeg heel Europa tot de poolcirkel. Verder door Azië tot China, Korea en Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen, moerassen, heiden en andere plaatsen waar de waardplant groeit; ook tuinen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting