Eind augustus-begin november in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen. Overdag rusten ze op muren of paaltjes.
Rups: april-juli. De rups is ´s nachts actief en verbergt zich overdag dicht bij de grond. De verpopping vindt plaats in een stevige cocon in de grond. De soort overwintert als ei.
Large Ranunculus
Gelbliche Steineule
la Ceinture jaune
Antitype flavicincta, Polia flavicincta
De tekening op de voorvleugel bracht, net als in de Duitse soortnaam, een steensoort naar voren, in dit geval graniet.
De gele grondkleur zit ook in de wetenschappelijke, de Duitse en de Franse soortnaam. Zie ook 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Polymixis: polus is veel en mixis is een mengeling verwijzend naar de boeiende mix van kleuren op de voorvleugel. Polumix is vrije sex, als dat u beter aanspreekt.
flavicincta: flavus is geel en cinctus is omgorden, insluiten; naar de mix van schaduw en geel op de voorvleugel; het geel meer omgord door het grijs dan andersom.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 17-22 mm. Deze stevig gebouwde uil heeft een brede voorvleugel met een vrij grove tekening. De grondkleur van de vleugel is bleek groenachtig grijs; sommige exemplaren zijn donkerder of juist meer witachtig. Vaak is de voorvleugel geeloranje bespikkeld, wat vooral goed te zien is bij de golflijn en rondom de uilvlekken. De achtervleugel is witachtig of grijs en heeft een duidelijke grijze middelste dwarslijn; ook langs de achterrand is vaak een grijze dwarslijn aanwezig.
De kustuil (P. lichenea) heeft geen geeloranje spikkeling, is kleiner en witachtig bespikkeld en gevlekt. Zie ook de kompassla-uil (Hecatera dysodea)
Sierlijke voorjaarsuil (Orthosia gracilis), variabele voorjaarsuil (Orthosia incerta), tweestreepvoorjaarsuil (Orthosia cerasi), nunvlinder (Orthosia gothica), katwilguiltje (Brachylomia viminalis), bruine essenuil (Lithophane semibrunnea), gageluil (Lithophane lamda), eikenuiltje (Dryobotodes eremita), hyena (Cosmia trapezina), roestuil (Mniotype satura) en maanuiltje (Cosmia pyralina).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer zeldzaam. Kwam in de vorige eeuw voor op verschillende plaatsen in het midden en zuiden van het land, maar wordt de laatste jaren alleen nog af en toe in het Gooi waargenomen.
Zeer zeldzaam. Vermoedelijk uitgestorven in Vlaanderen; kwam vroeger voor in Oost- en West-Vlaanderen. Komt zeer lokaal voor Namen en Luxemburg, vroeger ook in Luik.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije, Tunesië), Zuid- en West-Europa. Naar het noorden tot Zuid-Engeland. Meer naar het oosten en noorden zeer lokaal en op veel plaatsen al tijden niet meer waargenomen. Oude waarnemingen zijn bekend uit Zuid-Zweden en enkelingen uit Finland en Noord-Engeland. In Denemarken standvlinder op Bornholm en in de rest van Denemarken enkelingen. Meer naar het oosten meldingen uit Polen, Tatra en van de Zwarte Zeekust van Oekraïne. In Zuidoost-Europa is de situatie onduidelijk i.v.m. verwisselingsmogelijkheden: Hacker (1989) accepteerde de waarnemingen uit Slovenië, Zuid-Roemenië en Bulgarije. In Duitsland werd flavicincta uit alle delen gemeld, nu alleen nog Hessen, Rheinland-Pfalz, Brandenburg en Mecklenburg-Voorpommeren. Een groot onderzoek voor heel Europa is nodig aangaande areaalfluctuaties.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vochtige weiden, rivieroevers en grazige ruigten.
Diverse kruidachtige planten en grassen, waaronder zuring, kruiskruid, munt, paardenbloem en wilgenroosje; soms fruitbomen.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting