Begin juli-eind september in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer.
Rups: september-mei. De soort overwintert als rups tussen korstmossen. De verpopping vindt plaats in de bast, in dood hout of in de grond.
Tree-lichen Beauty
Dunkelgrüne Flechteneule
la Bryophile vert-mousse
Bryophila algae
Deze korstmosuil is donker en heeft een groene zweem over de vleugels.
Cryphia: kruphios is verborgen, geheim. Wijzend op de kryptische kleur en tekening van zowel de rupsen als van de vleugels van de vlinders.
algae: alga is eigenlijk zeewier, maar wat vrij vertaald ook korstmos, de voedselplant van de rups.
(Fabricius, 1775)
Voorvleugellengte: 10-13 mm. Een kleine uil waarvan de grondkleur varieert van licht blauw- of pastelgroen tot warm donkergroen. Een variabele soort, die in de meeste gevallen echter goed te herkennen is aan de gelijkmatige, soms helder afstekende, lichtgroene band in het wortelveld tussen de eerste en de binnenste dwarslijn. De lichtgroene kleur van de band vervaagt in de loop van de vliegtijd naar wit. Ook het zoomveld is meestal groen van kleur. Het bruin- of groenachtige middenveld is over het algemeen donkerder; dit geldt met name voor de strook langs de buitenzijde van de binnenste dwarslijn en dwars daarop een strook langs de binnenrand van de vleugel. De niervlek is groot, maar meestal onduidelijk.
De groene korstmosuil (Nyctobrya muralis) heeft opvallende donkere vlekjes langs de voorrand van de voorvleugel.
Vrij algemeen. Komt vooral voor in het westen, midden en zuiden van het land; uit de drie noordoostelijke provincies zijn vrijwel geen waarnemingen bekend. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Toegenomen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Zuid-Europa (Zuid-Spanje, Sicilië, Griekenland) tot de Noord- en de Oostzee. Van de Britse eilanden, Denemarken, Finland en de Baltische staten komen losse waarnemingen die als trekkers/zwervers worden geïnterpreteerd. Gedurende de 19e en de 20e eeuw is de noordgrens in Midden-Europa opgeschoven van de lijn Trier, Braunschweich-Pommern (Speyer & Speyer, 1862) naar ongeveer Midden-Nederland - Hamburg - Stettin. In Azië gemeld uit Klein-azië, de Kaukasus, Toerkmenistan en Irak; of het hier verwisselingen met verwante soorten betreft, moet nog stuk voor stuk worden beoordeeld.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, gemengde bossen en boomgaarden; ook parken, tuinen en lanen.
Korstmossen, vooral op bomen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting