Half juni-eind augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer.
Rups: september-mei. De rups foerageert op de wortels van de waardplant en overwintert.
Scarce Brindle
Ziegelrote Grasbüscheleule
Parastichtis lateritia, Luperina lateritia, Hadena lateritia
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De roodachtige kleur van deze vlinder is kenmerkend. Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
lateritia: latericius, lateritius is gemaakt van baksteen, naar de licht roodachtig bruine voorvleugel van de blekere vormen.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: 19-24 mm. Een forse, vrij egaal roodbruine uil. De roodachtig bruine, soms geelachtig bruine, dofbruine, bruingrijze of zelden zwartachtige voorvleugel heeft een opvallend effen uiterlijk. De buitenste dwarslijn is meestal slechts zichtbaar als een rij zwarte stipjes of streepjes en de lichte golflijn is doorgaans vaag. De gedeeltelijk witgerande ringvlek en niervlek zijn meestal slechts zwak zichtbaar. Wel duidelijk, met name bij donkere exemplaren, is de dikke witachtige onderbroken rand aan de holle achterzijde van de niervlek. Opvallend zijn de witte stippen langs de voorrand van de voorvleugel, in het gedeelte tussen de niervlek en de golflijn.
De roodachtig bruine vorm van de variabele grasuil (A. crenata) is kleiner en heeft een iets spitser toelopende voorvleugel met een duidelijke, naar de niervlek uitgerekte ringvlek; de dikke rand aan de holle achterzijde van de niervlek is geelachtig en ononderbroken.
Zeldzaam. Komt lokaal en zeer verspreid voor op de zandgronden in het binnenland; daarbuiten slechts af en toe een waarneming. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen, sterk achteruitgegaan. Slechts enkele recente waarnemingen uit de Limburgse Kempen. In Wallonië zeldzaam, met verspreide waarnemingen in Luik, Luxemburg en Namen, vooral in de Ardennen.
De soort staat als Ernstig Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Europa en Azië, oostelijk tot Japan en de Koerilen. In Scandinavië tot boven de poolcirkel en in Zuid-Europa alleen in de bergen. Zuidelijk tot Noord-Spanje, Midden-Italië en Griekenland. Enkelingen (trekkers/zwervers) op de Britse eilanden. Vroeger werden ook andere noordelijke gebieden bij dit Areaal gevoegd, maar die populaties horen niet bij lateritia (Mikkola, Lafontaine & Kononenko 1991).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral tuinen en volkstuinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting