Van deze trekvlinder zijn in Nederland waarnemingen bekend van maart tot in december. In de subtropische gebieden waar deze trekvlinder vandaan komt, heeft de soort een doorlopende cyclus. De vlinders komen op licht en op smeer. Zowel ´s nachts als overdag bezoeken ze bloemen.
De rups van deze soort is in Nederland nooit in het wild gevonden; wel komen recentelijk ieder jaar rupsen via bloemen- en groentetransporten uit Afrika het land binnen. De soort is niet in staat om in Nederland te overwinteren.
Scarce Bordered Straw
Baumwoll-Sonneneule, Baumwoll-Kapseleule
l'Armigère
Heliothis armigera, Chloridea armigera, Heliothis obsoleta
De daguilen kunnen overdag vliegend worden aangetroffen.
Het leefgebied van armigera ligt hoofdzakelijk in Noord-Afrika en het uiterste zuiden van Europa. De rups eet daar mais, tomaat, anjer en katoen en is daarop vaak schadelijk.
In tuinbouwkringen heet deze soort katoenuil.
armigera: armiger is de drager van een wapen, de drager van een schild. Hiermee wordt de verbondenheid met H. peltigera en met S. scutosa onderstreept; zie ook daar.
(Hübner, 1808)
Voorvleugellengte: 16-19 mm. De voorvleugel van deze variabele uil loopt uiteen van zandkleurig tot paarsachtig bruin. Sommige exemplaren hebben een nauwelijks zichtbare tekening, maar bij sommige lichte vormen is de tekening juist vrij duidelijk. Tussen de buitenste dwarslijn en de golflijn bevindt zich doorgaans een donkerdere band en de dwarslijnen zijn, indien aanwezig, geschulpt. De achtervleugel heeft een brede zwarte zoom.
Tot 40 mm; ruwe huid met zeer kleine doorntjes, die met een loep zichtbaar zijn; lichaam verieert in kleur van groen tot bruin, variabel getekend met onregelmatige, geelachtig witte lengtestrepen; gewoonlijk met een donkere lengteband boven de lijn van de spiracula; onder die lijn is het lichaam gewoonlijk lichter of fijn wit gespikkeld; op de rugzijde van segment elf een klein bultje; kop licht okerkleurig met donkergroene of bruine tekening.
De vlekdaguil (Heliothis peltigera) heeft langs de voorrand een duidelijke donkere vlek, die één geheel lijkt te vormen met de niervlek en in de binnenrandhoek bevindt zich een duidelijke zwarte stip; de vleugels zijn vrijwel effen van kleur zonder lijnentekening. De bleke daguil (Heliothis nubigera) heeft, op ongeveer eenderde afstand vanaf de voorrand, een opvallende knik in de golflijn, waardoor aan de buitenzijde van de donkere band in het zoomveld een opvallende uitsparing zichtbaar is.
Oranje o-vlinder (Pyrrhia umbra),lichte daguil (Heliothis viriplaca), heidedaguil (Heliothis maritima) en vlekdaguil (Heliothis peltigera).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Een trekvlinder die af en toe verspreid over het land wordt waargenomen.
Zeer zeldzaam. Een trekvlinder die niet jaarlijks wordt waargenomen; in sommige jaren vrij algemeen.
De soort is als trekvlinder geclasssicifeerd en daarmee niet opgenomen op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Tropen en subtropen van Afrika, de zuidelijke delen van Azië, Australië en Nieuw Zeeland inclusief de meeste eilanden. Schadelijk op talrijke plantengewassen. Mogelijk standvlinder in het Middellandse Zeegebied. In Midden- en Noord-Europa komen alleen trekvlinders of vlinders worden er geïmporteerd. In Amerika komt H. zea (Boddie, 1850) voor.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Deze trekvlinder kan op allerlei plaatsen worden waargenomen, met een voorkeur voor warm open land.
Allerlei kruidachtige planten met een voorkeur voor soorten uit de families Solanaceae, Chenopodiaceae, Leguminosae en Compositae.
Kool
Brassica
Ganzenvoet
Chenopodium
Akkerwinde
Convolvulus
Zonneroosje
Helianthemum
Sla
Lactuca
Lathyrus
Lathyrus
Lupine
Lupinus
Rupsklaver
Medicago
Silene
Silene
Nachtschade
Solanum
Mais
Zea
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting