Begin juli-begin november in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: april-augustus. De rups leeft in de stengel van de waardplant, later ook in de wortels. De verpopping vindt plaats in de grond. De soort overwintert als ei.
Rosy Rustic
Markeule
l'Irrésolue , la Noctuelle de la pomme de terre
Hydroecia micacea, Gortyna micacea
Veel rupsen van uiltjes dringen door in de stengel van planten en eten en groeien daar. De aardappelplant is één van de waardplanten van deze soort. De naam aardappelstengelboorder wordt al decennia gebruikt in de landbouw.
Hydraecia: hudor is water en oikeo is verblijven, naar de voorkeur voor een vochtig milieu. Later veranderde Guenée (1852) de spelling naar Hydraecia.
micacea: micaceus komt van micare is trillen, beven, flonkeren. Lijkt een beetje onlogisch want de meeste vlinders bibberen om op te warmen en de meeste glimmen ook als je ze middels een lamp ziet zitten in de vegetatie. Toch moet Esper aan deze dingen hebben gedacht.
(Esper, 1789)
Voorvleugellengte: 14-21 mm. Een goed herkenbare soort met een tamelijk hoekige en puntige, meestal rozeachtig bruine voorvleugel met een, vooral bij verse exemplaren, glad en fluweelachtig uiterlijk. Opvallend zijn de twee donkere centrale dwarslijnen; de binnenste is onregelmatig en vertoont bij de voorrand van de vleugel een opvallende knik, de buitenste loopt diagonaal over de vleugel en maakt bij de voorrand een scherpe bocht richting de vleugelwortel. Het middenveld tussen deze dwarslijnen is donkerder dan de rest van de vleugel, vooral het gedeelte langs de buitenste dwarslijn. Het lichtere zoomveld steekt hier duidelijk tegen af. De ringvlek en de niervlek zijn donker omrand. De grondkleur loopt uiteen van licht tot donker roze- of purperachtig bruin of soms dofbruin. De roze tint kan helder zijn, maar ook dof en bij donkere exemplaren soms zeer zwak. Ook de grootte is variabel, met name het vrouwtje kan vrij groot en bovendien extra donker van kleur zijn.
Tot 37 mm; lichaam dof grijsachtig roze met bruine stippen; over de rug een donkere middenstreep; nekschild op het eerste segment licht, glanzend okerkleurig met donkerbruine voorrand; kop geelachtig bruin.
De groot hoefblad-boorder (H. petasitis) is gemiddeld groter (let echter op de extra grote vrouwtjes van de aardappelstengelboorder). De voorvleugel heeft een iets meer gebogen voorrand, een dofbruine kleur zonder rozeachtige tint en minder opvallende centrale dwarslijnen. Het zoomveld is langs de achterrand donkerder gekleurd en in de golflijn is in het midden een W zichtbaar. Zie ook de hoeklijnuil (Mesogona oxalina).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa, noordelijk tot de Shetland-eilanden, in Scandinavië tot de poolcirkel. Naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Midden-Italië, Bulgarije en Oekraïne. Midden- en Noord-Azië (hier liggen de grenzen nog niet vast i.v.m. verwante soorten), naar het oosten tot Kamtsjatka en Japan. Rond 1920 geïmporteerd in het oosten van Noord-Amerika en micacea breidt zich daar nu uit (Nova Scotia, New-Foundland, Oost-Canada en het noordoosten van de VS).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden, moerassen, bosachtige gebieden, struwelen en tuinen.
Allerlei kruidachtige planten, waaronder zuring, weegbree, brandnetel, akkerandoorn, hop, lamsoor, aardappel en gele lis.
Hop
Humulus
Lis
Iris
Lamsoor
Limonium
Weegbree
Plantago
Zuring
Rumex
Nachtschade
Solanum
Andoorn
Stachys
Brandnetel
Urtica
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting