In het buitenland: eind juni-eind augustus in één generatie.
Rups: eind augustus-begin juni. De rups overwintert tussen het baardmos en komt in maart weer tevoorschijn. De verpopping vindt plaats in een licht spinsel tussen het mos.
Dotted Carpet
Bartflechten-Rindenspanner
la Boarmie glabre
Boarmia jubata, Boarmia glabraria
De spikkelspanners hebben een grijze tot grijsbruine grondkleur met veel golvende dwarslijnen en veelal besprenkeld met donkerder spikkels.
Baardmos is de waardplant van deze soort; in de Duitse naam is Bartflechten opgenomen. Zie ook 'de toelichting op de wetenschappelijke naam'.
Alcis: Alcis is een dochter van Aegyptus, zij had 50 broers (zie ook Aphantopus hyperantus).
jubata: jubatus is met manen (van een paard), een kuif, een pluim; heeft mogelijk betrekking op een klein dubbel pluimpje op de thorax. De naam kan ook doelen op de waardplant baardmos dat met manen aan de ondergrond hangt.
(Thunberg, 1788)
Voorvleugellengte: 13-16mm. Het kleine formaat en de overwegend witte kleur zijn kenmerkend voor deze spikkelspanner. Vooral op de voorvleugel bevindt zich een opvallende zwarte middenstip. De gestippelde buitenste dwarslijn maakt een hoek bij de voorrand en bij de binnenrand en eindigt bij de binnenrand en voorrand vaak in een duidelijke zwarte vlek. Witte exemplaren zijn fijn zwart bestoven, maar soms komen ook volledig bruinachtige exemplaren voor.
Lengte: 24 - 27 mm. Lijf helder bleekgroen met rijen zwarte vlekken over rug en flanken en een bleekgroene kop met zwarte tekening.
Ter Haar: de Rups is geelgroen met een zwarte vlek op iedere insnijding van de ring.
24 - 27 mm. Lijf helder bleekgroen met rijen zwarte vlekken over rug en flanken en een bleekgroene kop met zwarte tekening.
De laatste waarneming van deze soort dateert uit 1955 in Apeldoorn.
Deze soort komt niet in België voor.
Verbreid over Midden-Europa (behalve België), Zuid- en Midden-Skandinavië, Rusland en Noord-Italië.
Van Spanje en Frankrijk via West- en Midden-Europa naar het oosten tot het Amoergebied en tot Japan. In het zuiden reikt de verspreiding tot het noordelijke Middellandse Zeegebied en de Balkan en in het noorden tot Midden-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral baardmos; mogelijk ook andere (korst)mossen op dennenbomen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gevlekte zomervlinder
Comibaena bajularia
seringenvlinder
Apeira syringaria
gemarmerde dwergspanner
Eupithecia irriguata
grote voorjaarsspanner
Agriopis marginaria
gehoekte schimmelspanner
Dysstroma citrata
gemarmerde oogspanner
Cyclophora pendularia