Eind april-eind juli in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en zijn overdag gemakkelijk op te jagen.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop.
Pretty Marbled
Buschrasen-Grasmotteneulchen
l'Érastrie noirâtre
Lithacodia deceptoria, Jaspidia deceptoria, Erastria atratula
De marmeruilen hebben een gemarmerde tekening.
Deze Deltote deceptoria maakt een bontere indruk dan Deltote pygarge. Meer over Nederlandse namen
Deltote: deltotos is van een vorm die overeenkomt met de Griekse letter delta. Een driehoekige vorm dus: de vleugelvorm.
deceptoria: deceptor is een misleiding, mogelijk omdat de vlinder veel van een tortrix heeft.
(Scopoli, 1763)
Voorvleugellengte: 12-13 mm. Deze uil lijkt op de donkere marmeruil (D. pygarga), maar heeft behalve in het zoomveld ook witte vlekken in het wortelveld. De ringvlek en de niervlek zijn wit omrand en steken duidelijk af tegen de zwartachtige middenband. De achtervleugel is grijsachtig wit met bruine randen.
Zie de donkere marmeruil (D. pygarga).
Zilverhaak (Deltote uncula) en zilverstreep (Deltote bankiana).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Een soort die vooral voorkomt op de zandgronden in de noordoostelijke provincies en lokaal in het midden van het land; lijkt zich enigszins uit te breiden en is op sommige plaatsen in Zuidoost-Friesland en het westen van Drenthe vrij talrijk. RL: kwetsbaar.
In Wallonië wijdverbreid en lokaal vrij algemeen ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
In het Westen van het Franse centraal-massief via Midden-Italië naar Roemenië. 'Het verdere verloop van de grenzen naar het oosten zijn nog niet duidelijk' (Heinicke & Naumann, 1980 - 1982). Ontbreekt in grote delen van het Middellandse zeegebied, op het Iberisch schiereiland en op de Balkan. Naar het noorden tot Zuid-Engeland, de Benelux en de Poolse Oostzeekust en op dezelfde geografische breedte tot Moskou en de Oeral. Warnecke (1955) en Heinicke & Naumann (1980 - 1982) wijzen op een uitbreiding naar het westen en noorden in de toenmalige DDR in het begin van de 20e eeuw.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bosachtige gebieden, graslanden en heiden.
Diverse grassen, waaronder timoteegras en pijpenstrootje.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting