Half mei-eind augustus in twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juni-oktober. De rups, die zowel in een groene als in een bruine vorm voorkomt, foerageert vooral ´s nachts en rust overdag op de waardplant. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond.
Broom Moth
Erbseneule
la Noctuelle des pois , la Pisivore
oogstuiltje, peuluil
Melanchra pisi, Mamestra pisi, Hadena pisi, Lacanobia pisi, Polia pisi
Bij de keuze van erwtenuil is de Latijnse soortnaam doorslaggevend geweest. Zie bij 'toelichting wetenschappelijke naam'. Ook de Franse en Duitse soortnaam volgen deze redenering.
pisi: Pisum sativa is de erwt. Linnaeus geeft dit op als waardplant, maar het is zeker geen gewone voor deze polyfage soort.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 16-20 mm. De voorvleugel van deze uil heeft een vrij spitse punt. Opvallend is de brede onregelmatige crèmekleurige golflijn die zich in de binnenrandhoek verbreedt tot een opvallende verdikking of vlek; aan de binnenzijde is de golflijn afgezet met donkere pijlvormige vlekken. De grondkleur is zeer variabel en loopt uiteen van licht roodachtig bruin tot donker purperachtig bruin. Sommige exemplaren zijn grijs gemarmerd, andere hebben een roze of bruinachtig gele tint. Donkere vlinders zijn vaak bestoven met purperachtig grijs.
Tot 45 mm; lichaam varieert in kleur van groen tot roodachtig bruin of donker purperachtig bruin met twee brede, gele lengtebanden over de rug en een brede, gele lengteband over de spiracula; kop bruin of groenachtig bruin.
Bij de groente-uil (Lacanobia oleracea) loopt de golflijn rechter met in het midden een opvallende W.
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; ook elders af en toe een waarneming. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen sterk achteruitgegaan en inmiddels zeer zeldzaam. Verspreide vindplaatsen in de Kempen en in West-Vlaanderen, vooral aan de Westkust. In Wallonië wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Een uitgebreid areaal. In Noord-Europa tot ver boven de poolcirkel en dat loopt door tot Oost-Azië. In het zuiden het Middellandse Zeegebied en dan naar het oosten tot Midden-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Allerlei open gebieden, waaronder vooral heiden; ook bossen, moerasachtige plaatsen en tuinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting