Mei-juni in één generatie, soms een partiële tweede generatie in augustus. De vlinders vliegen overdag bij zonnig weer, vooral aan het eind van de ochtend en het begin van de middag. Ze bezoeken bloemen van onder andere hondsdraf, slangenkruid, gewone rolklaver, rododendron, sering en spoorbloem.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop in een losse cocon in de strooisellaag of in de grond.
Narrow-bordered Bee Hawk-moth
Skabiosenschwärmer
le Sphinx bourdon , le Sphinx bombyliforme , le Sphinx de la scabieuse
beek-glasvleugelpijlstaart, glasvleugelpijlstaart, knautia glasvleugelpijlstaart, scabiosepijlstaart, smalgerande hommelvlinder
Hemaris scabiosae, Hemaris bombyliformis, Macroglossa bombyliformis
De hommelvlinder lijkt op een hommel, maar is groter en beweeglijker.
Hemaris scabiosae (Zeller, 1869); Hemaris bombyliformis Esper; Macroglossa bombyliformis sensu Ochsenheimer, 1808
Hemaris: hemera is de dag, wijzend op het dagactieve karakter van dit genus.
tityus: Tityus was een reus die amoureuze bedoelingen had met Diana en voor straf moest hij uitgestrekt op de grond van de onderwereld liggen terwijl aasgieren of slangen zijn steeds weer aangroeiende lever oppeuzelden, aldus Ovidius in zijn Metamorphoses. De omvang van Tityus besloeg negen acres ( is 9 x 0,4047 ha).
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 18-21 mm. Een compact gebouwde kleine pijlstaart met transparante, donkerbruin omzoomde vleugels. De vlinders lijken op hommels en wolzwevers; ze zijn echter veel groter en beweeglijker en strijken niet neer bij het foerageren. Kenmerkend is de tamelijk brede cel, die in het wortelveld langs de voorrand van de voorvleugel ligt en die niet door aders in kleinere cellen is opgedeeld. Op het achterlijf bevinden zich twee smalle zwartachtige banden, die gedeeltelijk verdoezeld worden door goudkleurige haren. In de loop van de vliegtijd verdwijnen de goudkleurige haren en worden de zwarte banden beter zichtbaar. Bij verse exemplaren hebben de vleugels een heel dunne laag grijze schubben, die de vlinder tijdens de eerste vlucht echter al verliest.
Tot 35 mm; lichaam witachtig groen tot blauwachtig groen, variabel getekend met purperachtig of bruinachtig rode vlekjes op rug en flanken; onderzijde purperachtig; hoorn op segment elf korrelig, recht, roodachtig bruin; kop groen. Tegen de tijd van verpoppen verkleurt de rups naar roodachtig.
Bij de glasvleugelpijlstaart (H. fuciformis) zijn de zomen langs de vleugelranden meer roodachtig bruin en bovendien veel breder. Bovendien ontbreekt de kenmerkende open cel in het wortelveld en is de korte centrale dwarsader dikker. Zie ook de kolibrievlinder (Macroglossum stellatarum).
Zeer zeldzaam. De laatste bevestigde waarneming dateert uit 1995 in Zuid-Holland.
Zeer zeldzaam. Komt erg lokaal voor in Namen.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van de Pyreneeën via heel West-, Midden- en Oost-Europa naar het noorden van de Britse eilanden, Zuid-Scandinavië en Noord-Rusland. Ook in het Middellandse Zeegebied, maar niet in Spanje en Portugal, niet op Sardinië, Zuid-Griekenland, Kreta en Cypres. In Noord-Afrika in de Midden-Atlas. Naar het oosten via Klein-Azië en de Zwarte Zee tot de Kaspische Zee en Oost-Iran.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral blauwgraslanden, natte weilanden en licht begraasde kalkgraslanden; soms ook moerassen, heiden en tuinen.
Blauwe knoop en beemdkroon.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting