Begin juni-eind september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen; overdag rusten ze vaak op muren.
Rups: september-mei. De soort overwintert als jonge rups op de waardplant. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in een spinsel, waarin ook de verpopping plaatsvindt.
Marbled Beauty
Weissliche Flechteneule
la Perle , la Bryophile du lichen
Cryphia perla, Bryophila perla
De korstmosuilen hebben korstmos als waardplant; ze zijn alle van het geslacht Cryphia.
De vlinder van deze soort maakt veelal een lichte en lichtgroene indruk.
domestica: domesticus is tot een huis behorend. Dit wijst op de habitat; de rups eet korstmossen, ook die op gebouwen groeien.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: 12-14 mm. De voorvleugel van deze uil loopt enigszins smal toe maar heeft een stompe vleugelpunt; de achterrand is gebogen en gaat geleidelijk over in de binnenrand. De grondkleur van de vleugel is lichtgrijs tot wit met een geel- of groenachtige tint. Op de vleugel bevinden zich groene, grijsachtige groene en soms oranje vlekken; zowel de kleur als de uitgebreidheid van de vlekken kunnen variëren. De dwarslijnen en de niervlek zijn meestal goed zichtbaar.
Tot 20 mm; blauwachtig grijs, soms met een sterke zwartachtig grijze zweem; over de rug een band van pijlvormige, oranje vlekken; onderzijde licht blauwachtig grijs; kop glimmend zwart.
Zie de groene korstmosuil (Nyctobrya muralis).
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit de kustprovincies. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land, vooral in stedelijke omgeving.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa; in het zuiden van Zuid-Spanje, Sicilië, Zuid-Italië tot Midden-Griekenland en naar het noorden Noord-Ierland, Schotland, Zuid-Noorwegen en Gotland. De oostelijke areaalgrens is onduidelijk (volgens Speyer & Speyer 1962 tot Moskou) maar het schijnt dat domestica buiten Europa niet voorkomt. Bij opgaven uit Noord-Afrika en Armenië moeten vraagtekens worden gezet (Heinicke & Naumann, 1980 - 1982).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral duinen, maar ook bosgebieden, steengroeven, boomgaarden en struwelen; de laatste jaren steeds vaker in stedelijk gebied. In het buitenland komt deze soort vooral voor op hoge steile rotswanden; in 1999 zijn massaal rupsen aangetroffen op de wanden van de 130 meter hoge koeltoren van de Clauscentrale in Maasbracht.
Korstmossen op stenen, muren, daken en bomen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting