Begin juni-begin augustus in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer; overdag worden ze soms rustend aangetroffen op een boomstam.
Rups: juli-september. De soort overwintert als pop, soms in dood hout.
Marsh Dagger
Striemen-Rindeneule
la Noctuelle grisette
Apatele strigosa, Acronycta strigosa
Deze uil moet worden gezocht in vochtige gebieden, moerassen en uiterwaarden (met meidoornstruweel).
Acronicta: akronux is het vallen van de avond. Waarschijnlijk heeft deze naam dezelfde strekking als Noctua, in de nacht. Dit genus heeft immers geen enkele binding met de avondschemering.
strigosa: strigosus komt van striga is een groef, een rimpel, een lijn, naar de sterk ontwikkelde dolktekens op de voorvleugels verwijzend
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Deze kleine Acronicta-soort heeft een lichtbruine, enigszins grijs getinte voorvleugel. Karakteristiek zijn drie forse zwarte strepen in het doorgaans donkere gedeelte langs de binnenrand: een wortelstreep, een streep in het middenveld en een streep in de binnenrandhoek; deze strepen liggen ruwweg in het verlengde van elkaar.De buitenste dwarslijn is opvallend en gekarteld. In de niervlek en aan de onderrand van het borststuk is vaak een zalmkleurige tint aanwezig.
Zeer zeldzaam. Wordt verspreid over het land slechts af en toe waargenomen. RL: ernstig bedreigd.
Beperkt tot Wallonië, waar de soort vrij zeldzaam, maar wijdverbreid is ten zuiden van Samber en Maas.
Er is onvoldoende data om de soort te beoordelen voor de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
In Europa lokaal verbreid. Naar het zuiden tot de Pyreneeën en via de zuidkant van de Alpen naar Slowakije en Noord-Griekenland. Naar het noorden tot Zuid-Engeland, Zuid-Denemarken, Zuid-Zweden, Zuid-Finland en Karelië tot de Oeral. Waarschijnlijk voorkomend in Klein-Azië (Hacker, 1989) want ook in de Kaukasus komt strigosa voor. Verder naar het oosten via Midden-Azië tot Noord-China, Korea en Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral meidoornstruwelen in vochtige gebieden, zoals rivieroevers, uiterwaarden en randen van moerassen; ook ruige weiden en akkerranden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
windeweeskind
Aedia leucomelas
gouden daguil
Synthymia fixa
eenstipgrasuil
Mythimna unipuncta
astermonnik
Cucullia asteris
gevlamde grasuil
Eremobia ochroleuca
heremietuil
Ipimorpha retusa