Eind september-eind november in één generatie. De vlinders komen goed op licht. Overdag zijn ze soms rustend aan te treffen op een berkenstam, waarop ze door hun zilverachtige grondkleur nauwelijks opvallen.
Rups: april-juni. De rups verpopt zich in de grond. De soort overwintert als ei op een twijg of op de schors.
Autumnal Moth
Wollafter
l'Épirrite automnale
Oporinia autumnata, Larentia autumnata
De vliegtijd van deze spannersoort ligt in november.
Epirrita: epirrheo is stromen, met de stroom meedrijven. De zoveelste variant van Hübner's voorkeur voor het beeld van stromen, rivieren en beekjes.
autumnata: de herfst (autumn) is de vliegtijd van deze soort.
(Borkhausen, 1794)
Voorvleugellengte: 16-20 mm. Een bruinachtig grijze spanner met vaak een glanzende zilverachtige grondkleur en slanke antennen. Op de voorvleugel bevindt zich meestal een bont patroon van duidelijke lichte en donkere banden; bij sommige exemplaren valt de grote hoeveelheid fijne dwarslijntjes op. De variatie in tekening is groot. De middenstip is klein en duidelijk en heeft een ronde of ovale vorm. Een goed kenmerk is dat de binnenrand van de donkere buitenste dwarsband in een scherpe hoek (minder dan 90°) om de middenstip heen loopt; ook als de middenstip ontbreekt is deze scherp geknikte binnenrand goed zichtbaar. Op de voorvleugel bevindt zich, waar de ader vertakt, een duidelijke V-vormige vlek. Sommige exemplaren hebben een egaal donkere voorvleugel; toch blijft ook dan de V-vormige vlek goed zichtbaar.
Zie de herfstspanner (E. dilutata) en de bleke novemberspanner (E. christyi). De daar genoemde verschillen tussen de drie Epirrita-soorten zijn vaak echter niet betrouwbaar genoeg om de soorten met zekerheid van elkaar te onderscheiden. Voor een zekere determinatie is genitaliënonderzoek nodig. Zie ook de kleine wintervlinder (Operophtera brumata) en de berkenwintervlinder (Operophtera fagata).
Oranje berkenspanner (Archiearis parthenias), wegedoornspanner (Philereme transversata), bleke novemberspanner (Epirrita christyi) en herfstspanner (Epirrita dilutata).
De rupsen van de drie Epirrita-soorten zijn zeer moeilijk van elkaar te onderscheiden (ondanks dat door de foto's in het boek 'Caterpillars of the British Isles' gesuggereerd wordt dat ze in uiterlijk van elkaar verschillen).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land lokaal voor; op sommige vliegplaatsen vrij algemeen. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Lokaal talrijk.
Er is onvoldoende data om de soort te beoordelen voor de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Müller geeft eenzelfde verspreiding aan als christyi (maar zonder Hongarije en Albanië). Het zwaartepunt ligt in de boreale zone. Ook in Noord-Amerika (Ferguson 1983). Naar het oosten de Oeral, West-Siberië en als ssp. tunkunata (Bang-Haas, 1910) op de Koerilen en Japan. In Trans-Kaukasië, Armenië en Toerkmenistan een andere soort n.l. E. terminassiae (Vardikjan, 1974). Van de Britse eilanden is nog een andere nauwe verwant bekend: E. filigrammaria (Herrich-Schäffer, 1846).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral loofbossen, brede bospaden en heiden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting