Eind juni-eind juli in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer.
Rups: april-juni. De rups leeft tussen samengesponnen bladeren. De verpopping vindt plaats in een losse cocon in de grond of tussen samengesponnen bladeren. De soort overwintert als ei.
Heart Moth
Eichen-Nulleneule
le Double zéro
Cleoceris oo
Voor een goede uitleg zie 'toelichting wetenschappelijke naam'. In de Nederlandse naam worden de rondjes als cijfers (nullen) gezien en niet als letters (oo's). Meer over Nederlandse namen
Dicycla: di- is twee en kuklos is een ring; de Griekse benadering van de naam van deze soort.
oo: oo slaat uiteraard op de ronde vorm van zowel de ronde als de niervlek. Linnaeus: 'alis ... oo notatis', met op de vleugels 'oo'.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Op de lichte, goudgeel gekleurde voorvleugel bevindt zich een netwerk van roodachtig bruine aders en dwarslijnen dat duidelijk afsteekt tegen de lichte ondergrond. Hetzelfde geldt voor de roodachtig bruin omlijnde, lichte uilvlekken, waarvan de niervlek ongeveer de vorm heeft van een hart. De vleugel is meestal fijn bestoven. Vooral in het wortelveld en in het zoomveld vormt deze bestuiving soms een donkere schaduwband; de uitgebreidheid hiervan kan aanzienlijk variëren.
In 2024 werd er een vrouwtje gevangen op de Pietersberg. De voorlaatste waarneming was uit Overijssel in 1940.
Zeer zeldzaam. Komt lokaal voor in de kalkstreek in Henegouwen, Namen en Luxemburg.
In Europa lokaal voorkomend van de Middellandse Zee tot Zuidoost-Engeland, Denemarken, Zuid-Zweden en Estland. Naar het zuiden talrijker, noordelijk van het Middelgebergte (niet overal standvlinder). Klein- en Voor-Azië tot Iran.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, struwelen en parken, vaak met een ondergroei van kruidachtige planten die bij voorkeur op een beschutte plaats groeien; ook akkerranden.
Eik.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
windeweeskind
Aedia leucomelas
gouden daguil
Synthymia fixa
eenstipgrasuil
Mythimna unipuncta
astermonnik
Cucullia asteris
gevlamde grasuil
Eremobia ochroleuca
heremietuil
Ipimorpha retusa