Mei-juli in één generatie. De vlinders vliegen in de schemering en komen op licht.
Rups: in het buitenland september.
De jonge rupsen leven in dichtgesponnen bloemen van de waardplant. Oudere rupsen leven in groepen dicht bij de bloem of de vrucht van de plant. Overdag rusten de rupsen met de kop naar beneden.
Augentrost-Blütenspanner
l'Eupithécie lambrissée
Tephroclystia laquaearia
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Ogentroost is de waardplant van deze dwergspanner. Meer over Nederlandse namen
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Herrich-Schäffer, 1848
Voorvleugellengte: 12-15 mm. Een breedvleugelige dwergspanner met talloze lichte en donkere, sterk geaccentueerde dwarslijntjes. De buitenste (witte) dwarslijn aan de voorrand van de voorvleugel heeft aan de binnenzijde een kam van zwarte pijlvlekjes, ongeveer zoals bij de zwartkamdwergspanner (Gymnoscelis rufifasciata). Tussen de middelste dwarslijn en binnenste dwarslijn bevindt zich aan de voorrand een opvallende verdonkering die tot de middenstip doorloopt, en die soms als donker bandje verder doorloopt over de vleugel. De achtervleugel is grijsachtig met duidelijk aanwezige dwarslijnen. De franje van zowel de voor- als de achtervleugel is geblokt.
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Van deze soort is slechts één waarneming bekend uit 1897 in Limburg.
Zeer zeldzaam. Recent (2014) waargenomen in de Gaume, vroeger ook bekend uit Luik en Namen.
Wijdverbreid in Zuid-Europa en plaatselijk in Midden-Europa; in het noorden tot de Baltische staten. Niet op de Britse eilanden, in Scandinavië en in Noord-Duitland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
In het buitenland vooral droge graslanden in de bergen.
Ogentroost.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
dennenbandspanner
Pungeleria capreolaria
berkenwintervlinder
Operophtera fagata
tere zomervlinder
Hemistola chrysoprasaria
nekspindertje
Cyclophora annularia
seringenvlinder
Apeira syringaria
varenspanner
Petrophora chlorosata