Half mei-eind juli in één generatie. De mannetjes worden vaak vliegend langs brede bospaden waargenomen, vooral net voor de schemering. De vrouwtjes worden soms in de vegetatie aangetroffen of daaruit opgejaagd. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes komen op licht, maar de mannetjes zijn duidelijk in de meerderheid. De vrouwtjes vliegen later in de nacht.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups op de waardplant en verpopt zich tussen samengesponnen bladeren.
Orange Moth
Schlehenspanner
la Phalène du noisetier , l'Angéronie du prunier
Ennomos prunaria, Ennomos corylaria
Oranje iepentakvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Iepentak verwijst naar het uiterlijk van de rups en de vlinder van deze soort is veelal oranje.
Angerona: Angerona is de god van de stilte.
prunaria: Prunus spinosa is sleedoorn, de door Linnaeus aangegeven waardplant
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 20-30 mm. Het mannetje van deze opvallende spanner is meestal helemaal oranje gekleurd met een variabel patroon van bruine vlekjes die soms gebogen lijntjes vormen; midden op de voor- en achtervleugel bevindt zich gewoonlijk een bruin streepje of maanvormige vlekje. De soort is echter zeer variabel; het mannetje heeft vaak een bruine band op de voorvleugel en soms een volledig bruine achtervleugel. De franje is geblokt, behalve bij extreem donkerbruine exemplaren. Het vrouwtje lijkt sterk op het mannetje maar is lichtgeel en heeft ongeveerde antennen.
Tot 50 mm; lichaam varieert in kleur van bleek geelachtig bruin tot grijsachtig bruin of roodachtig bruin, soms met een aantal zwartachtige strepen en vlekken op rug en flanken; op de rugzijde van segment vijf een paar kleine bulten; op de rugzijde van segment negen een opvallend paar lange, gepunte uitwassen; kop bruin.
Vrij algemeen. Komt vooral in het zuidelijke deel van het land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land; weinig waargenomen aan de kust en in de polders.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Heel Europa en in meerdere ondersoorten tot Oost-Azië; in het zuiden Spanje, het noordelijke Middellandse Zeegebied, de Balkanlanden, de Zwarte Zee en Klein-Azië tot Kamtsjatka; in het noorden tot Zuid-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral oude loofbossen; ook beboste heiden en struwelen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bonte bessenvlinder
Abraxas grossulariata
dennendwergspanner
Eupithecia indigata
iepenvenusje
Venusia blomeri
gestreepte bremspanner
Perconia strigillaria
rouwrandspanner
Lycia zonaria
hoornbloemdwergspanner
Eupithecia pygmaeata