Begin april-eind mei in één generatie. De vlinders laten zich maar zelden zien.
Rups: juni. De rupsen kunnen uit fijnspar geklopt worden, maar altijd in kleine aantallen.
Fichten-Blütenspanner
l'Eupithécie de l'épicéa
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De hoofdvliegtijd van deze dwergspanner al in april.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
(Hübner, 1825)
Voorvleugellengte: 8-11 mm. De vrij spitse voorvleugel is grijsbruin van kleur met daarop een roodbruinachtig grijze middenband, die altijd donkerder is dan de rest van de vleugel. De binnenrand van de middenband maakt een zeer scherpe hoek naar binnen, terwijl de buitenrand bijna recht van de voorrand naar de binnenrand van de vleugel loopt. De middenstip ligt in deze band en raakt soms bijna de buitenrand. De randen van de middenband vormen bij de voorrand samen met de middenstip min of meer een donker omlijnde driehoek. In de band langs de achterrand van de vleugel liggen twee donkere vlekken.
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Zeer zeldzaam. Een soort die bekend is van enkele vindplaatsen in Limburg; daarbuiten wordt de soort incidenteel waargenomen. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen (een enkele locatie in Limburg). Algemener in Wallonië en lokaal algemeen in de Hoge Ardennen.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
West- en Midden-Europa en via Rusland tot Siberië; in het noorden tot Midden-Scandinavië en in het zuiden tot de Alpen. Niet op de Britse eilanden en niet in het Middellandse Zeegebied.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Naaldbossen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
schermbloemdwergspanner
Eupithecia tripunctaria
kleine herculesspanner
Cepphis advenaria
herfstspanner
Epirrita dilutata
bosspanner
Scopula immutata
ligusterstipspanner
Scopula imitaria
bruine bergspanner
Euphyia frustata