Begin mei-begin september in twee generaties. De vlinders rusten overdag op bomen of struiken in de buurt van de waardplant en kunnen gemakkelijk worden opgejaagd. Ze vliegen in de schemering en komen slecht op licht.
Rups: juni-oktober. De rups rust overdag met de kop naar beneden tegen de stengel of aan de onderkant van een blad van de waardplant en heeft een voorkeur voor planten die in de schaduw staan. De soort overwintert als pop in een cocon op de waardplant.
Dentated Pug
Gilbweiderichspanner
la Larentie mouchetée
Collix sparsata, Eupithecia sparsata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Wederik is de (enige) waardplant van deze dwergspanner.
Anticollix: anti is in plaats van. In plaats van het genus Collix waarbij sparsata foutief was ingedeeld. Collix betekent broodje of brood van grof meel. M. Guenée bekent dat deze naam geen enkele enthomologische achtergrond heeft.
Sparsata: sparsus is bekladden, bespatten. Dit vanwege de zwart en wit tekening vooral bij de franje van de voorvleugel. Ook mogelijk is de mening van Macleod: uitgespreid vanwege de brede voorvleugels. Dit doet echter de vertaling van het woord sparsus wel een beetje geweld aan.
(Treitschke, 1828)
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Een vrij grote dwergspanner met een lichte reebruine grondkleur. Opvallend en kenmerkend zijn de diepe inkepingen in de achterrand van de achtervleugel en de daarlangs lopende zwarte getande franjelijn. Op de voorvleugel bevinden zich fijne zwarte vlekjes en de aders zijn zwart aangezet. De middenstip is opvallend maar niet groot. De donkere vlekken langs de voorrand van de voorvleugel blijven ook bij afgevlogen exemplaren altijd zichtbaar.
De sporkehoutspanner (Philereme vetulata) is groter en de achterrand van de achtervleugel mist de diepe inkepingen; de mannetjes hebben bovendien een langer achterlijf.
Pijlkruidspanner (Mesotype didymata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor op niet te droge zandgronden in het oosten en zuiden van het land; ook elders af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen vrij zeldzaam, maar wijdverbreid ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel, zeldzaam in Oost-Vlaanderen en zeer lokaal in West-Vlaanderen. In Wallonië zeldzaam, met verspreide vindplaatsen in alle provincies.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van Engeland, Midden- en Oost-Europa tot Japan. Noord-Zuid: Scandinavië tot de 65e breedtegraad en de Balkan. Niet in Griekenland en niet op het Iberisch Schiereiland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vochtige bossen, struwelen, moerassen en oevers van rivieren en kanalen.
Grote wederik.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting