In het buitenland: tussen mei en oktober in twee overlappende generaties. Komt op licht.
Overwintert als pop in een cocon in de aarde.
Voorvleugellengte: 9-13 mm. Het belangrijkste kenmerk van deze uil bevindt zich evenals bij het witweeskind (Catephia alchymista) op de achtervleugel: deze is spierwit van kleur en heeft een brede donkerbruine zoom. De voorvleugel heeft een zwartachtige gemarmerde tekening. Van de dwarslijnen is vooral de geschulpte buitenste dwarslijn doorgaans goed zichtbaar. Van de uilvlekken is de niervlek doorgaans zichtbaar door de witachtige buitenrand; de ringvlek is meestal onduidelijk, maar soms goed te herkennen aan een donkere omranding. Opvallend en karakteristiek is de korte witachtige veeg naast de niervlek die wijst in de richting van de binnenrandhoek. Tegen de binnenzijde van deze veeg ligt de vaak nauwelijks te onderscheiden tapvlek. Soms echter is deze vlek goed zichtbaar als een donkere soms opvallend bruine ovale vlek die los van de binnenste dwarslijn lijkt te liggen. De golflijn is slechts onduidelijk zichtbaar als een smalle lichte lijn zonder extra afzetting.
Het wit weeskind (Catephia alchymista) mist de witachtige veeg in het middenveld van de voorvleugel en heeft een opvallende met lichtbruin afgezette golflijn.
Van deze soort zijn slechts twee waarnemingen bekend.
De soort werd voor het eerst in Nederland waargenomen in 1987, in Urmond. In 2024 werd pas het tweede exemplaar waargenomen, dit keer in Valkenburg
Komt niet in België voor.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
In het buitenland: soorten van de windefamilie.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting