Eind mei- begin juli in één generatie. De vlinders komen op licht. Overdag laten ze zich vrij gemakkelijk opjagen, maar ze verbergen zich daarna weer snel.
Rups: najaar-mei. De soort overwintert als rups.
Schwalbenwurz-Kleinspanner
l'Acidalie des ombelles
Acidalia umbelaria
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners.
Een kenmerk van deze stipspanner zijn de glimmende franjes (=zomen) aan voor- en achtervleugel.
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.
(Hübner, 1813)
Voorvleugellengte: 14-15 mm. Een lichtgrijze, zandkleurig getinte stipspanner met een vaag patroon van grijsbruine dwarslijnen, vooral in het wortel- en zoomveld. Het meest duidelijk zijn nog de buitenste en middelste dwarslijn. Het schuine verloop daarvan komt sterk overeen met dat van de zwartstipspanner (S. nigropunctata). Alleen op de achtervleugel is soms een kleine middenvlek aanwezig. De franjelijn bestaat uit stipjes waartussen soms streepjes zichtbaar zijn.
De zwartstipspanner (S. nigropunctata) heeft meer uitgesproken dwarslijnen en een duidelijke middenvlek, zowel op de voor- als achtervleugel. Bij de crème stipspanner (S. ternata) lopen de dwarslijnen niet schuin naar de vleugelpunt, maar evenwijdig aan de vleugelachterrand; een franjelijn ontbreekt of is vaag zichtbaar en stipjes ontbreken. Bij de satijnstipspanner (Idaea subsericeata) is het patroon van eveneens evenwijdig aan de achterrand lopende dwarslijnen duidelijker zichtbaar, ook in het wortel- en zoomveld.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen zeven Scopula- en drie Idaea-soorten.
De enige waarnemingen zijn bekend uit 1849 (Ede) en 1904 (Apeldoorn).
Zeer zeldzaam. Recent enkel waargenomen Namen; vroeger ook gemeld uit Luik en Luxemburg.
Van Zuidwest-Frankrijk via Midden-Europa tot Estland en naar het oosten tot Japan en Korea. In Zuid-Europa van Midden-Italië tot Roemenië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onder andere wikke.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting