Half mei-half augustus in één generatie. De vlinders kunnen overdag van de waardplant worden opgejaagd. Zowel mannetjes als vrouwtjes komen vanaf de schemering op licht.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als halfvolgroeide rups.
Sub-angled Wave
Eckflügel-Kleinspanner
l'Acidalie étrille
Acidalia nigropunctata, Sterrha nigropunctata, Scopula strigilaria, Acidalia prataria, Acidalia strigilaria
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners.
Fijne zwarte middenstipjes maken onderscheid met Idaea-soorten mogelijk. Ook de Latijnse soortnaam wijst op die zwarte stipjes.
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.
nigropunctata: niger is zwart en punctum is vlek, hetgeen betrekking heeft op de zwarte stippen op de vleugels.
(Hufnagel, 1767)
Voorvleugellengte: 14-16 mm. De vleugels zijn witachtig met soms een vage bruine tint en hebben een heel fijne grijze spikkeling. Zowel de voor- als de achtervleugel heeft een kleine zwarte middenstip en verscheidene gegolfde grijsbruine dwarslijnen. Het meest opvallend is de brede middelste dwarslijn die bij de voorrand van de voorvleugel vervaagt maar daar een kenmerkende hoek naar binnen maakt. De achtervleugel heeft halverwege de achterrand een duidelijke punt, wat in combinatie met de grootte van de vlinder onderscheid mogelijk maakt met de Idaea-soorten.
Tot 30 mm; lichaam slank, licht versmald naar de kop; huid met dwarsribbeltjes, groenachtig grijs met kleine zwarte vlekjes op de rug; onderzijde lichtgrijs met een zeer bleke middenstreep; kop grijs met bruine spikkels.
De dwarslijnen bij de bosspanner (S. immutata) en de roomkleurige stipspanner (S floslactata) zijn meestal iets sterker gegolfd en buigen bij de voorrand niet naar binnen; ook hebben deze soorten geen puntige achtervleugel. Bij de roomkleurige stipspanner is de zwarte middenstip op de voorvleugel zwakker dan die op de achtervleugel of zelfs afwezig. Bij de bosspanner is de stip op de voorvleugel iets kleiner. Zie ook de witroze stipspanner (S. emutaria), de moerasstipspanner (S. corrivalaria) en de zoomstipspanner (S. umbelaria).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen zeven Scopula- en drie Idaea-soorten.
Prachtstipspanner (Scopula marginepunctata), ligusterstipspanner (Scopula imitaria), witroze stipspanner (Scopula emutaria), bosspanner (Scopula immutata), roomkleurige stipspanner (Scopula floslactata), crème stipspanner (Scopula ternata) en vals witje (Siona lineata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land lokaal voor; de meeste waarnemingen komen uit Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. RL: bedreigd.
Vrij zeldzaam en wijdverbreid in nagenoeg het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland door Europa tot Oost-Azië (ssp. subcandidata Walker, 1862); in het noorden tot Zuid-Scandinavië en in het zuiden: Italië, de Balkanlanden, Klein-Azië en Iran. Ook bekend uit Zuid-Kansu (Djakonov, 1936).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Ruige open graslanden en brede bloemrijke bosranden en -paden.
Diverse loofbomen en struiken, waaronder kamperfoelie en bosrank, maar ook blauwe bosbes.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting