Deze familie omvat wereldwijd ruim 1000 soorten en is onderverdeeld in twee onderfamilies: de metaalvlinders (Procridinae) en de bloeddrupjes (Zygaeninae). In Nederland zijn zes soorten waargenomen. Typerend voor deze nachtvlinders is dat ze dicht bij elkaar in kleine populaties leven. Soms zijn vele generaties lang van elkaar gescheiden geweest waardoor zich tussen de populaties onderlinge verschillen hebben ontwikkeld. Zowel de vlinders als de rupsen zijn giftig voor gewervelde predatoren.
De vlinders zijn vooral overdag actief en bezoeken geregeld bloemen in open terreinen, vooral ruig grasland. Hun vlucht is tamelijk strak. Alle soorten uit deze familie hebben afgeronde, vrij smalle voorvleugels, die in rust dakvormig omhoog en tamelijk dicht tegen het lichaam worden gehouden. De forse antennen, die soms aan het uiteinde verdikt zijn (en daardoor enigszins doen denken aan die van dagvlinders), zijn altijd naar voren gericht.
De rupsen hebben een naaktslakachtige vorm en zijn allen licht behaard. Ze leven vooral op kruidachtige planten, vooral vlinderbloemige en overwinteren als rups, sommige soorten tweemaal. De papierachtige spoelvormige cocons, die witachtig van kleur zijn, worden gewoonlijk laag in de vegetatie gevormd. Sommige soorten bloeddrupjes spinnen hun cocons echter hoog tegen een plantenstengel en vallen daardoor goed op.
bruine metaalvlinder
Rhagades pruni
ZYGAENIDAE: Procridinae
kleine sint-jansvlinder
Zygaena viciae
ZYGAENIDAE: Zygaeninae
metaalvlinder
Adscita statices
ZYGAENIDAE: Procridinae
sint-jansvlinder
Zygaena filipendulae
ZYGAENIDAE: Zygaeninae
vijfvlek-sint-jansvlinder
Zygaena trifolii
ZYGAENIDAE: Zygaeninae
wingerdmetaalvlinder
Theresimima ampellophaga
ZYGAENIDAE: Procridinae