De kleine ijsvogelvlinder herstelt zich van een enorme achteruitgang in de negentiger jaren. Ook in Zuid-Nederland, waar de soort bijna was verdwenen, nemen de aantallen weer flink toe, dankzij gerichtte maatregelen.
In de jaren negentig van de vorige eeuw ging het niet goed met de kleine ijsvogelvlinder. Rond het jaar 2000 was de populatiegrootte nog maar tien procent van die in 1992. Zelfs in de beste gebieden waren de aantallen vlinders laag. Maar nu neemt de vlinder langzaam weer toe.
De kleine ijsvogelvlinder is een van onze meest typische bosvlinders: als je hem ziet, zit je in het bos of is de bosrand niet ver weg. Honderd jaar geleden leefde de vlinder in Drenthe, Utrecht en het Zuid-Limburgse heuvelland, maar daar is hij nu verdwenen. Gelukkig vind je hem nog wel in bossen in Brabant en Limburg, het IJsseldal, Salland en de Achterhoek, en Twente.
Gelukkig is er de afgelopen jaren veel gebeurd voor de kleine ijsvogelvlinder, wat positief heeft bijgedragen aan de stijgende lijn van de laatste tien jaar. Zo lanceerden twee provincies een soortbeschermingsplan (Noord-Brabant en Gelderland). Op veel plekken is gewerkt aan herstel van natuurwaarden en het bestrijden van verdroging en vermesting. Beter bosrand- en hakhoutbeheer hebben op steeds meer plekken geleid tot meer leefgebied voor de kleine ijsvogelvlinder. Het is een goed voorbeeld van hoe uitgekiend beheer van natuurbeherende organisaties en vrijwilligers de achteruitgang van soorten een halt toe kan roepen.