Begin juni-half augustus in één generatie, iets eerder dus dan andere kleine pages. De vlinders zijn vooral 's middags bij zonnig weer actief; de rest van de dag rusten ze in de toppen van sleedoornstruiken. De vlinders voeden zich vooral met honingdauw; soms met nectar van onder andere braam en liguster.
Rups: begin april-begin juni. Jonge rupsen eten van de bloemen en de knoppen, grotere rupsen eten van de bladeren. De soort overwintert als ei aan een twijg van de waardplant.
ei, rups, pop
De eitjes worden in juli afzonderlijk afgezet op twijgjes van één- tot vierjarig hout; maar ze zijn ook gevonden op oudere bast. Poppen liggen open op een twijg of blad, gecamoufleerd als vogelpoepjes.
vlinders
Vlinders zijn vooral ’s middags bij zonnig weer actief; de rest van de dag rusten zij in de toppen van sleedoorns. De dichtheid aan vlinders kan vrij hoog tot zeer hoog zijn, circa 16 tot 260 individuen per hectare. Opmerkelijk is dat populaties in kleinere gebieden in een hogere dichtheid vliegen; grotere populaties hebben een lagere dichtheid. De belangrijkste voedselbron voor vlinders is vermoedelijk honingdauw. Daarnaast worden ze wel eens nectardrinkend gezien, bijvoorbeeld op braam of liguster. Het gedrag van de mannetjes wordt wel vergeleken met dat van het groentje. Zij zitten op de uitkijk op 1,5 m of hoger, vooral op takjes van sleedoorn die uitsteken. Ook scholen mannetjes samen en als een vrouwtje passeert wordt ze achtervolgd.
Black Hairstreak
Pflaumenzipfelfalter
Thécla du Prunier
bruine page, sleedoornpage
Thecla pruni, Fixsenia pruni, Strymon pruni, Strymonidia pruni, Nordmannia pruni
Satyrium: saturos is een sater, een mythologische figuur die te maken heeft met de verering van Baccus, in de kunst vaak afgebeeld met de hoorns en de staart van een geit. De saters leefden zich uit in wellustige dansen met de nimfen en deze dansen worden in verband gebracht met de vliegwijze van de vlinders.
pruni: Prunus betreft het plantengeslacht prunus, de correcte waardplant.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: circa 15 mm. De grondkleur van de bovenkant van de vleugels is donkerbruin. Het iets grotere vrouwtje is lichter van kleur en heeft op de bovenkant van de voorvleugel een oranje veeg die bij het mannetje ontbreekt. Langs de achterrand van de onderkant van de achtervleugel bevindt zich een heldere, oranje band die aan de binnenzijde met opvallende zwarte vlekken is afgezet; de oranje vlekken hebben geen duidelijke halvemaanvorm. De witte lijn lijkt soms op een W; deze W is echter niet duidelijk en heeft gebogen zijkanten. De achtervleugel heeft een klein staartje; bij het staartje bevinden zich een of twee blauwe vlekjes.
Tot 15 mm; breed en gedrongen, versmald naar de uiteinden en naar de randen afgeplat; lichaam groen met op de rug twee rijen kleine, witachtige bultjes met purperachtig bruine tekening; op de flanken een aantal bleek geelachtige, schuine strepen, die echter ook kunnen ontbreken; kop lichtbruin, in het lichaam teruggetrokken.
Bij de iepenpage vormt witte lijn op de onderkant van de achtervleugel bij de binnenrandhoek een duidelijke W met steile zijkanten.
De oorzaak van het verdwijnen van de soort uit Nederland is onbekend. Vermoedelijk is het landgebruik op veel plaatsen te intensief en ontbreken bij veel bosranden goed ontwikkelde zoomvegetaties met sleedoornstruweel. Mogelijk verdwijnt de vlinder op plaatsen waar de land- en bosbouw worden geïntensiveerd. De recente uitbreiding in het buitenland en de recente vestiging in Nederland lijken vooral te komen door de klimaatopwarming.
Onderhouden en aanleggen van heggen met inheemse sleedoorns.
Een sinds 1971 verdwenen onregelmatige standvlinder. De weinige waarnemingen die er zijn komen vooral uit het oosten en zuiden van het land. De dichtstbijzijnde populaties bevinden zich in de Ardennen en de Eifel. In 2023 werden twee exemplaren gevonden in Zuid-Limburg. Zal de soort zich opnieuw vestigen?
De pruimenpage wordt in de literatuur vermeld als honkvast. Volgens Heath et al. (1984) is deze soort zelfs niet in staat binnen hetzelfde bos geschikt leefgebied te koloniseren. Maar dat hij wel degelijk zo nu en dan in staat is om te zwerven bewijst de waarneming uit 'Friesland' (niet op de kaart) en die van 4 augustus 1990 uit Winterswijk. Ook de twee exemplaren die in 2023 werden gevonden waren tientallen kilometers verwijderd van de dichtsbijzijnde bekende populatie.
16 waarnemingen in Nederland
Van geen enkele dagvlinder is de status van het voorkomen in Nederland zo lastig te bepalen als bij de pruimenpage. In totaal zijn er tot 2023 zestien waarnemingen bekend. De eerste gedateerde waarnemingen stammen uit de jaren zestig van de 19e eeuw, toen er vlinders bij Maastricht en Breda zijn gevonden. Omdat de soort weinig zwerft, werd hij in het verleden tot de (uitgestorven) standvlinders gerekend en veronderstelde men dat de waargenomen vlinders van inlandse populaties afkomstig moesten zijn. Hierop kwam kritiek. Vrijwel alle waarnemingen betroffen een enkel individu en veel waarnemingen werden gedaan met grote tussenpozen. Daarna werd de pruimenpage tot de zwervers gerekend. Maar ook deze status is weinig bevredigend. De zestien waarnemingen zijn niet willekeurig over Nederland verdeeld, maar liggen geclusterd in vier regio’s: de omgeving van Breda, de Utrechtse heuvelrug, de omgeving van Doetinchem (GL) en in Limburg.
Verdwenen onregelmatige standvlinder
De pruimenpage wordt beschouwd als een (verdwenen) onregelmatige standvlinder. Mogelijk zijn er populaties geweest op plaatsen waar meerdere vlinders bij elkaar zijn gezien, zoals bij Maastricht in de 19e eeuw en bij Montfort in 1971. Daarnaast is de soort bij Gronsveld in 1933 en 1934 twee jaar achtereen gezien, wat wijst op voortplanting. Ook de overige waarnemingen liggen bijna alle qua periode en gebied dicht bij elkaar: de twee waarnemingen uit de omgeving van Breda zijn uit het midden van de 19e eeuw, de twee waarnemingen uit de omgeving van Zeist zijn uit 1906 en 1907 en de drie waarnemingen uit de omgeving van Doetinchem zijn uit het midden van de 19e eeuw. In de periode tussen 1934 en 1971 is hij slechts eenmaal waargenomen: op 2 juli 1946 bij Wijlre.
Terug in 2023?
In 2023 werden twee pruimenpages gevonden in Zuid-Limburg. Dit sloot aan bij de uitbreiding die de soort in Duitsland al langer liet zien, al was de locatie nog altijd enkele tientallen kilometers verwijders van de dichtstbijzijnde bekende populatie. De dichtstbijzijnde Belgische waarnemingen zijn gedaan op 10-15km van de Nederlandse grens. Leidt dit nu tot een nieuwe populatie?
De pruimenpage komt wijdverbreid in Wallonië voor tot zo'n 10-15km van de Nederlandse grens.
De soort wordt in een groot deel van Oost- en Midden-Europa gevonden, maar is nergens algemeen.
Op Europese schaal is de pruimenpage niet bedreigd. In Duitsland lijkt de soort zich in Nordrhein-Westfalen uit te breiden richting Nederland; in Groot-Brittannië komt de soort in een relatief klein gebied voor, maar is het voorkomen stabiel. De soort staat op de Waalse en Britse Rode Lijst. In Duitsland staat de soort niet op de Rode Lijst, maar wel in de categorie ‘bijna bedreigd’.
De pruimenpage wordt in een groot deel van Oost- en Midden-Europa gevonden, maar is nergens algemeen. De dichtstbijzijnde populaties vliegen in Wallonië, de Eifel, het vliegveld van Düsseldorf en de omgeving van Osnabrück.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Grotere oude sleedoornstruwelen op beschutte maar zonnige plaatsen.
De pruimenpage leeft bij grotere oude sleedoornstruwelen op beschutte maar zonnige plaatsen zoals in bosranden, open plaatsen in bossen of luw gelegen hellingen. Vaak zijn de vliegplaatsen op het zuiden georiënteerd. Ook wordt de soort wel eens bij pruimenbomen gevonden, bijvoorbeeld in kleinschalige boomgaarden. Hij leeft geregeld in kleine populaties op geïsoleerd liggende plaatsen.
Waardplant vooral sleedoorn, maar ook pruimenbomen.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting