In Zuid-Europa vliegt de soort van februari tot november in meerdere generaties. De meeste Nederlandse waarnemingen vallen in de periode juli-september.
De rupsen leven in de bloemen en de vruchten van de waardplant. De soort overwintert als ei of als jonge rups. Uit Nederland zijn geen rupsenvondsten van deze soort bekend.
Long-tailed Blue
Geschwänzter Blasenstrauchbläuling, Hellgraue Holzeule
l'Argus Porte-queue
langstaartblauwtje
Cosmolyce boeticus
Lampides: lampas is een toorts en eidos is voorkomen, vorm. Dit slaat op de mooie, lange, pluimachtige schubben op de bovenzijde van het mannetje van L. boeticus.
boeticus: Boetica is de Romeinse naam van een provincie in zuidelijk Spanje. De soort komt daar ook voor.
(Linnaeus, 1767)
Voorvleugellengte: circa 15 mm. De bovenkant van de vleugels is bij het mannetje violetblauw en bij het vrouwtje bruin met blauwviolette middencel. De grondkleur van de onderkant van de vleugels is lichtbruin met smalle witte dwarsstrepen en twee oogvlekken in de binnenrandhoek. Deze oogvlekken zijn zowel op de boven- als op de onderkant van de vleugel goed zichtbaar. Verse exemplaren hebben opvallend lange staartjes aan de achtervleugel, ter hoogte van de grootste oogvlek.
Een trekvlinder uit het zuiden die af en toe in Nederland wordt waargenomen. Tot 2000 waren er maar tien waarnemingen. In 2001 en 2006 zijn er relatief veel tijgerblauwtjes in ons land gezien. Daarna wordt het tijgerblauwtje bijna jaarlijks gezien, in sommige jaren met 5-10 exemplaren per jaar. Een deel van de waarnemingen is afkomstig van eitjes, rupsen of poppen die met sperzieboontjes of peultjes uit Afrika naar Nederland getransporteerd worden en hier uitkomen.
Het tijgerblauwtje staat bekend als een zeer mobiele vlinder die veelvuldig buiten het normale leefgebied wordt waargenomen. Zwervende individuen kunnen soms tijdelijke populaties vormen. Mogelijk zijn de vlinders die in Noordwest-Europa worden gevonden afkomstig van zulke tijdelijke populaties waardoor ze hier pas relatief laat in het jaar arriveren.
In Europa komt het tijgerblauwtje vooral voor in het gebied rondom de Middellandse Zee, maar ook in Midden-Frankrijk en Zwitserland. In België, Duitsland en Groot-Brittannië wordt hij alleen als zwerver gevonden. In 2014 heeft het tijgerblauwtje zich in Kent voortgeplant.
Het tijgerblauwtje is een standvlinder in Afrika, Australië en grote delen van Azië.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Warme onbeschaduwde plaatsen, waaronder steppeachtige graslanden, moestuinen, ruderale terreinen en moerassen.
Waardplanten: blazenstruik, kroonkruid en ook andere vlinderbloemigen.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
kleine vuurvlinder
Lycaena phlaeas
groentje
Callophrys rubi
sleedoornpage
Thecla betulae
klaverblauwtje
Cyaniris semiargus
grote vuurvlinder
Lycaena dispar
bruine eikenpage
Satyrium ilicis