Half mei-eind augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-mei. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de strooisellaag; verpopt zich in de grond. De soort overwintert als rups op de grond.
Purple Clay
Braune Erdeule
le Point noir , la Noctulelle brune
Agrotis brunnea, Rhyacia brunnea, Noctua brunnea
De vlinders van het Genus Diarsia hebben brede voorvleugels. In rust valt dat niet zo sterk op omdat beide vleugels ver over elkaar heen gevouwen worden. Deze soort is de bruinste van de breedvleugeluilen. Ook de Latijnse soortnaam wijst op de bruine grondkleur.
Diarsia: diarsis is een opstanding. De betekenis daarvan is niet duidelijk. Hübner geeft geen uitleg. Er zou een verband mogelijk zijn met een haarpluimpje op het anale deel van het mannetje en dat zou soms rechtop komen te staan.
brunnea: brunneus is bruin, naar de grondkleur van de vlinder.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 16-20 mm. De voorvleugel is breed en vergeleken met andere Diarsia-soorten meestal vrij effen getekend. De grondkleur varieert van rozeachtig bruin tot warm purperachtig bruin; verse exemplaren hebben vaak een blauwviolette weerschijn. De niervlek heeft dezelfde kleur als de rest van de vleugel met een lichte omtrek, of is helemaal licht strokleurig en valt daardoor juist extra goed op. Het gedeelte van het wigvormige vlak tussen de ringvlek en niervlek is meestal zwartachtig. De golflijn kenmerkt zich door een grillig verloop.
Tot 33 mm; plomp, lichaam licht of donker roodachtig bruin, beneden de spiracula lichter; over het midden van de rug een gebroken witte lengtestreep die door een rij bleke, chevron-achtige vlekken loopt; over de rugzijde van segment elf een opvallende, geelachtig witte dwarsband; kop glimmend bruin met twee donkere banden.
Zie de variabele breedvleugeluil (D. mendica), de moerasbreedvleugeluil (D. dahlii), de moerasheide-aarduil (Protolampra sobrina), de hoogveenaarduil (Coenophila subrosea) en de ruituil (Xestia stigmatica).
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor; vooral in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land. In bosrijke regio's algemeen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa naar het noorden tot Midden-Scandinavië en naar het zuiden Noord-Spanje, Noord-Italië (een geïsoleerd voorkomen in Basilicata), Servië, Bulgarije, Noord-Kaukasus. Noord-Azië tot Sachalin, Japan en de Koerilen, ook in Noord-, Midden- en Zuid-China. In Noord-Amerika kwam D. brunnea hospitalis (Grote,1882) voor, maar dat is tegenwoordig een zelfstandige soort D. jucunada (Walker, 1857) (Franclemont & Todd, 1983).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen en met bomen begroeide heiden.
Vóór de overwintering vooral kruidachtige planten, waaronder vingerhoedskruid, zuring, weegbree en helmkruid; daarna ook houtige planten en loofbomen zoals bosbes, struikhei, wilg, braam en berk.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting