Begin mei-begin augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie in september. De vlinders komen zowel op licht als op smeer; ze bezoeken bloemen en honingdauw. Overdag houden ze zich meestal goed verborgen, maar ook vlinders die onbeschut zitten vallen nauwelijks op.
Rups: juli-oktober. De rups is vooral ´s nachts actief en verbergt zich overdag in de strooisellaag of aan de onderkant van een blad van de waardplant. De soort overwintert als pop in de grond.
Small Angle Shades
Gelbfleck-Waldschatteneule
la Brillante , la Luisante
Phlogophora lucipara
Levervlek is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Een deel van de voorvleugel zou een leverkleur hebben.
Euplexia: eu is goed, plexis is een weverij en pleko is in elkaar draaien. Wijzend op de rusthouding van de vlinder waarbij de vleugels in lengterichting worden geplooid.
lucipara: lux, lucis is licht en pario is tonen, naar voren brengen, lichtdragend dus. Linnaeus beschrijft een zwarte band met een gele vlek die als een lamp licht lijkt te geven in het donker (de metaalachtige en goudgetinte niervlek).
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. Deze uil heeft net als de agaatvlinder (Phlogophora meticulosa) een ongebruikelijke rusthouding waarin de vlinder sterk op een dood blad lijkt. De voorrand van de voorvleugel wordt meestal onder de rest van de vleugel geplooid en de vleugelpunt is naar beneden gevouwen; het grootste deel van de vleugel ligt hierdoor enkele millimeters boven het oppervlak waarop de vlinder zit te rusten. Het meest opvallende kenmerk in de tekening is de witte tot lichte goudgele niervlek op de grens van de donkere middenband en de brede lichtbruine of rozeachtig bruine zone daarnaast; in deze lichtere zone ligt ter hoogte van de niervlek een vrij grote, iets donkerder goudgeel gekleurde vlek. De tekening is weinig variabel. Bij sommige exemplaren heeft het wortelveld een rozeachtige tint.
Tot 35 mm; lichaam donkergroen of purperachtig bruin met over de rug een rij donkere, V-vormige vlekken; op de rug van segment elf een paar opvallende, witte vlekken; onder de lijn van de spiracula een witte lengtestreep, waaronder het lichaam geelachtig groen of groenachtig bruin is; kop lichtbruin of groenachtig bruin met zwartachtige tekening.
Kenmerkend voor de rups van de levervlek zijn de twee altijd aanwezige gele stippen op het laatste achterlijfsegment.
Tot 35 mm; lichaam donkergroen of purperachtig bruin met over de rug een rij donkere, V-vormige vlekken; op de rug van segment elf een paar opvallende, witte vlekken; onder de lijn van de spiracula een witte lengtestreep, waaronder het lichaam geelachtig groen of groenachtig bruin is; kop lichtbruin of groenachtig bruin met zwartachtige tekening.
Agaatvlinder (Phlogophora meticulosa) en meldevlinder (Trachea atriplicis).
Algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Groot verspreidingsgebied: van Noord-Afrika via practisch heel Europa tot de poolcirkel en via de gematigde (Aziatische) zone tot Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Allerlei kruidachtige planten, struiken en loofbomen, waaronder vooral varen en berk.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting