Half april-half augustus in één, soms twee generaties; de tweede generatie is partieel. De vlinders vliegen vooral bij het invallen van de schemering rond laag berkenstruweel of langs heggen. Ze komen in kleine aantallen op licht.
Rups: mei-oktober. De soort overwintert als kleine groene pop tussen bladeren.
Little Emerald
Laubwald-Grünspanner
l'Hémithée éruginée
spaansgroene vlinder
Thalera lactearia, Nemoria lactearia, Jodis vernaria, Nemoria vernaria, Hemithea aeruginaria
De zomervlinders vliegen in de zomermaanden. De vleugelkleur is zachtgroen en in de tijd verlopend naar wit. Ook de Latijnse soortnaam wijst op deze melkachtige kleur.
Jodis: iodes is als roest. Dit wijst op de snelle achteruitgang van de groene kleur. 'Verzamel geen schatten op aarde die door gedierte en roest worden verteerd'. (Mattheus 6: 19).
lactearia: lactus is melkachtig. Van de zeer bleke groene kleur van de vleugels die snel verkleuren naar wit. Linnaeus beschreef deze vlinder ook als wit.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Verse vlinders hebben een bleekgroene kleur, die vrij snel verbleekt tot melkwit. De witte centrale dwarslijnen zijn vrij regelmatig waarbij de buitenste vrijwel recht verloopt. Doorgaans blijven deze lijnen duidelijk zichtbaar. Anders dan bij de andere zomervlinders bevindt zich op de achtervleugel behalve een buitenste ook een binnenste dwarslijn; soms is deze lijn onduidelijk. Het mannetje heeft fijn geveerde antennen; deze zijn relatief kort.
Tot 21 mm; lichaam lang en zeer dun; helder groen, insnijdingen tussen de segmenten lichter en roodachtige vlekken op de rug; het eerste segment van de thorax met twee keglvormige punten gelijk aan die van de diep ingesneden kop.
De dwarslijnen van de spaansgroene zomervlinder (J. putata) zijn enigszins gebogen, grillig en scherp getand. Niet-verse exemplaren van beide soorten, waarvan de dwarslijnen zijn vervaagd, kunnen soms echter moeilijk van elkaar onderscheiden worden. Het mannetje heeft iets breder geveerde antennen.
De smaragdgroene zomervlinder (Chlorissa viridata) is altijd donkerder van kleur, ook als de vlinder sterk afgevlogen is, en heeft op de achtervleugel nooit een tweede dwarslijn; bovendien zijn de antennen van het mannetje niet geveerd.
Andere witachtige spanners met een soortgelijk uiterlijk (zoals de Scopula- en Idaea-soorten) hebben altijd donkere dwarslijnen.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de beide Jodis-soorten.
Smaragdgroene zomervlinder (Chlorissa viridata), geblokte zomervlinder (Thalera fimbrialis), tere zomervlinder (Hemistola chrysoprasaria), spaansgroene zomervlinder (Jodis putata) en kleine zomervlinder (Hemithea aestivaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via heel Europa en Azië tot Japan. In het noorden tot Midden-Scandinavië, in het zuiden Italië en de Balkan. Ook in Noordoost-Turkije en het Kaukasusgebied (Viidalepp, 1996)
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Open bossen en struwelen op heiden of graslanden; soms in tuinen ver weg van de gebruikelijke habitat.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting