Begin mei-begin augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot eind september. De vlinders vliegen zowel overdag als ´s nachts en komen op licht. Ze zijn gemakkelijk op te jagen uit het gras; ze vliegen een klein stukje en gaan daarna weer met de kop naar beneden tegen een grasstengel zitten.
Rups: juli-september. De rups is vooral ´s nachts actief. De soort overwintert als pop in een cocon, laag in de grasvegetatie.
Silver Barred
Silbergestreiftes Grasmotteneulchen
le Barré d'argent , la Noctuelle argentule
Eustrotia bankiana, Hydrelia bankiana, Erastria bankiana, Deltote argentula, Erastria argentula, Eustrotia argentula, Anthophila argentula, Deltote olivana, Unca olivana, Eustrotia olivana
De helderwitte schuine lijnen op de voorvleugel maken de soortnaam zilverstreep aannemelijk.
Deltote: deltotos is van een vorm die overeenkomt met de Griekse letter delta. Een driehoekige vorm dus: de vleugelvormb.
bankiana: in bankiana wordt Sir Joseph Banks (1743 - 1820) geëerd; hij reisde met Kapitein Cook mee en was een vriend van Fabricius. De uitgang -ana geeft aan dat Fabricius deze soort beschreef als een tortrix.
(Fabricius, 1775)
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Deze kleine uil heeft een karakteristiek uiterlijk door de twee zilverkleurige parallel lopende diagonale banen op de olijfbruine, soms iets roodachtig getinte voorvleugel.
Zilverhaak (Deltote uncula) en bonte marmeruil (Deltote deceptoria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Verbreid in Europa en Azië. Van het Iberisch schiereiland tot Japan en Korea. Naar het noorden tot Oost-Engeland en delen van Zuid-Zweden. Spaarzaam in het noordelijke Middellandse zeegebied. Niet in Griekenland. Wel in Anatolië en de Kaukasus. Heinicke & Naumann (1980 - 1982) wijzen op de neiging tot uitbreiding aan de noordelijke areaalgrens.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Moerassen, natte graslanden en vochtige heiden.
Diverse grassen, waaronder pijpenstrootje en beemdgras.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting