Eind februari-eind april in één generatie. De vlinders worden meestal overdag bij zonnig weer waargenomen. Ze vliegen dan vooral rondom de toppen van berken, nog voordat deze in blad zijn gekomen. Vaak gaan ze naarmate de middag vordert lager vliegen om te drinken en te zonnen bij (modder)poelen. Parende exemplaren kunnen laat in de middag uit de takken worden geklopt.
Rups: april-juni. De rupsen komen uit het ei als de berkenknoppen openbreken; jonge rupsjes eten vooral van berkenkatjes. De rupsen foerageren ´s nachts en leven overdag in een spinsel van samengesponnen bladeren. In tegenstelling tot de meeste spannerrupsen hebben de oranje berkenspanner en de oranje essenspanner één paar naschuivers en vier paar buikpoten, waarvan het eerste en tweede paar minder ontwikkeld maar wel duidelijk zichtbaar zijn. De soort overwintert als pop in of op hout. De eieren worden afgezet op zowel jonge als oudere berken.
Orange Underwing
Birken-Jungfernkind
l'Intruse
behaarde spanner, berkenuil, berkendagspanner, oranje spanner
Brephos parthenias
Berk is de enige waardplant van de oranje berkenspanner. Oranje wijst op de kleur van de achtervleugels.
Archiearis: arkhe, arkhi is beginnend en ear is voorjaar. Vlinders die al vroeg in het jaar vliegen.
parthenias: parthenias is de zoon van een bijvrouw, een woord zonder afkeurende bijklank. Veel vlinders met achtervleugels die rood, geel of oranje zijn, hebben namen die te maken hebben met bruiden, verloofden of maitresses. (notha, pronuba, comes en een aantal Catocala's). Een vraag die hierbij naar voren komt staat vermeld bij C. nupta.
(Linnaeus, 1761)
Voorvleugellengte: 16-19 mm. Een overdag vliegende spanner die in de vlucht een oranje met bruine indruk maakt. De voorvleugel heeft doorgaans een tamelijk gevarieerd (kleuren)patroon; vooral de wittige veeg die vanaf de voorrand schuin naar achteren loopt (soms tot aan de binnenrand van de vleugel) kan opvallend zijn en dan een goed kenmerk vormen. Een meer vast en onderscheidend kenmerk is de oranje band aan de onderzijde van de achtervleugel, die halverwege uitsteekt in de buitenste donkere zoom.
Lijkt sterk op de oranje espenspanner (Boudinotiana notha). Om beide soorten te kunnen onderscheiden kunnen ze het beste worden gevangen, vooral als er zowel berken als ook ratelpopulieren (de voornaamste waardplant van de oranje espenspanner) in de buurt staan. Meestal zijn de gevangen exemplaren mannetjes. De mannetjes van de oranje berkenspanner hebben fijn gezaagde antennen terwijl die van de oranje espenspanner licht geveerd zijn. Bij de oranje espenspanner is het uitsteeksel van de oranje band op de onderzijde van de achtervleugel (vrijwel) afwezig en is de donkere zoom ononderbroken. De oranje berkenspanner is over het algemeen iets groter en lijkt bonter getekend, met name vanwege de duidelijkere witte veeg op de voorvleugel. Hoewel de vliegtijd van beide soorten van jaar tot jaar enigszins kan verschillen, begint oranje berkenspanner meestal twee weken eerder te vliegen.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de beide soorten.
Een andere oranje met bruine nachtvlinder die ook overdag rond berken kan worden waargenomen, is het mannetje van de witvlakvlinder (Orgyia antiqua); deze vliegt echter later in het jaar, als de bomen volop in blad staan. Ook wordt de oranje berkenspanner wel eens verward met de kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas), een dagvlinder.
Wegedoornspanner (Philereme transversata), novemberspanner (Epirrita autumnata), bleke novemberspanner (Epirrita christyi) en herfstspanner (Epirrita dilutata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Een soort die op sommige plaatsen talrijk kan zijn. Wordt vooral waargenomen op de zandgronden in het binnenland; ook enkele waarnemingen uit de duinen van Noord-Holland en van Terschelling. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen. Wijdverbreid maar versnipperd voorkomend in alle Vlaamse provincies. In Wallonië wijdverbreid en lokaal algemeen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa tot Oost-Azië. in het zuiden de Pyreneeën, de zuidrand van de Alpen en via de Karpaten tot Zuid-Rusland; via de middenaziatische bergen tot Mongolië (ssp. sajana Prout 1912) en Sachalin (ssp. hilara Sawamoto 1937). In het noorden tot Noord-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Open bossen, berkenstruwelen op heidevelden, (spoor)dijken en grazige ruigten.
Berk.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting