Biodiversiteit is kort gezegd: verscheidenheid aan soorten. Het gaat dan om alles wat leeft, van bacterie tot bloem, van mosje tot mens, van eik tot edelhert. Elke soort heeft zijn eigen leefwijze: wat hij eet, waar hij nestelt en hoe hij zijn jongen grootbrengt. Zo'n leefwijze heet een niche. Veel soorten zijn helemaal aangepast aan hun eigen niche en komen daardoor alleen voor op plekken waar aan die specifieke omstandigheden wordt voldaan.
Veel plekken in Nederland zijn in de loop der jaren erg monotoon geworden. Denk bijvoorbeeld aan de intensieve landbouw met zijn grote percelen en aan bomen die in lange rechte rijen allemaal op hetzelfde moment zijn aangeplant. Hierdoor zijn veel niches verdwenen en vinden veel soorten dus geen geschikt leefgebied meer.
Ook bossen zijn vaak monotoon. De bomen zijn ongeveer even oud, er komt weinig licht op de grond waardoor er nauwelijks ondergroei is en dode bomen worden verwijderd. Eikenhakhout kan daar verandering in brengen. Door het kappen van oude eiken ontstaan open plekken. De eikenstobben lopen opnieuw uit met fris, jong groen en op de bodem krijgen allerlei planten een kans om op te schieten. Tegelijkertijd zorgen oude overstaanders voor schaduwplekken. Hoe gevarieerder het perceel is, hoe meer niches er te vinden zijn en hoe meer soorten er dus een plek vinden om te leven.