Half april-eind september in twee, mogelijk drie generaties. De tijd waarop de voorjaarsgeneratie verschijnt is afhankelijk van het stadium waarin de soort heeft overwinterd. Sommige onderzoekers veronderstellen dat de soort een regelmatig patroon heeft van drie generaties in twee jaar. De vlinders worden overdag soms na verstoring op of bij de waardplant waargenomen. Ze worden vaak vliegend gezien vlak voor de schemering en komen goed op licht.
Rups: kan het hele jaar worden waargenomen. De soort overwintert als halfvolgroeide rups op de waardplant of als pop in een cocon op de waardplant, in de strooisellaag of in muurspleten.
Brimstone Moth
Gelbspanner
la Citronnelle rouillée , la Phalène de l'alisier
gele spanner
Rumia luteolata, Rumia crataegata
Hagedoornvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Hagendoorn en haagdoorn zijn oude benamingen voor meidoorn. Een oude wetenschappelijke naam van deze spannersoort is crataegata, hetgeen ongetwijfeld met crataegus (meidoorn) te maken heeft. Meer over Nederlandse namen
Opisthograptis: opisthen is achter, aan de achterkant en graptos is geverfd, van letters voorzien. De roodbruine vlekken op de voorvleugel zijn aan de achterkant even duidelijk als aan de voorkant.
luteolata: luteolus is geelachtig, naar de grondkleur van voor- en achtervleugel.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 14-21 mm. Een duidelijk te herkennen gele spanner, met langs de voorrand van de voorvleugel enkele kastanjebruine vlekjes en één grotere vlek in de vleugelpunt. Ongeveer in het midden van de voorrand van de voorvleugel bevindt zich een kleine, langwerpige of maanvormige, witte vlek met een roodbruine omlijning. De soort is weinig variabel. Meestal is het vrouwtje groter dan het mannetje; de vlinders van latere generaties zijn gewoonlijk iets kleiner.
Tot 33 mm; lichaam grijsachtig bruin tot roodachtig bruin, soms groenachtig, met verschillende schakeringen van groen en bruin; het zesde segment met een opvallende, dubbelgepunte bult; kop bruin. In tegenstelling tot de andere spannerrupsen heeft deze soort twee extra buikpoten.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Zeer algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via heel Europa tot de gebergten van Midden-Azië; in het noorden tot de poolcirkel in het zuiden het Middellandse Zeegebied, Klein-Azië en verder tot het westen van Centraal-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse bomen en struiken, zoals meidoorn, sleedoorn, berk, lijsterbes en wilg.
Krentenboompje
Amelanchier
Berk
Betula
Meidoorn
Crataegus
Sleedoorn
Prunus
Ribes
Ribes
Wilg
Salix
Lijsterbes
Sorbus
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
egale stipspanner
Idaea straminata
eppedwergspanner
Eupithecia selinata
drievlekdwergspanner
Eupithecia trisignaria
bruine heispanner
Selidosema brunnearia
schijn-sparspanner
Thera britannica
bruin spannertje
Minoa murinata