Begin april-begin september in twee generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen soms op licht en smeer.
Rups: mei-juli en september-oktober. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.
Golden-rod Pug
Goldruten-Blütenspanner
l'Eupithécie de la verge d'or
Tephroclystia virgaureata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Guldenroede is een van de waardplanten van de zomergeneratie van deze dwergspanner. Ook in de Latijnse soortnaam is guldenroede verwerkt.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Virgaureata: Solidago virgaurea is echte guldenroede, de waardplant.
Doubleday, 1861
Voorvleugellengte: 10-11 mm. Deze tamelijk eentonig grijze dwergspanner wordt door veel nachtvlinderaars ervaren als een van de moeilijkst te determineren soorten; vaak is genitaliënonderzoek nodig om de soort met zekerheid vast te kunnen stellen. De vrij grote en langgerekte middenstip valt meestal goed op en ligt niet in het midden van de vleugel, maar dichter naar de vleugelwortel toe. Langs de voorrand liggen vaak donkere vlekjes en blokjes en aan de buitenzijde van de middenband ligt meestal een rij stippen. De golflijn is goed ontwikkeld en soms is zelfs een duidelijk vlekje in de binnenrandhoek te zien. Over de voorvleugel lopen lichte dwarslijnen en enkele aders zijn zichtbaar als zwarte streepjeslijnen. Op het borststuk is meestal een driehoekige witte stip aanwezig De mannetjes hebben in vergelijking met gelijkende soorten opvallend geveerde antennen.
19-20 mm. Lijfkleur is variabel: tinten geel, bruin of grijsachtig met duidelijke, flinke donkerbruine driehoekige of hoefijzervormige tekening op de rug, ook een serie bruine driehoekige tekens op de flanken, afgescheiden van de rugtekening door flets wit.
Zie vooral de grijze dwergspanner (E. subfuscata). De schermbloemdwergspanner (E. tripunctaria) heeft doorgaans opvallende witte stippen langs de achterrand van de voor- en achtervleugel. De heidedwergspanner (E. satyrata) heeft een minder opvallende middenstip; in de binnenrandhoek bevindt zich vrijwel altijd een duidelijke witte vlek. Zie ook de jeneverbesdwergspanner (E. pusillata) en de grasklokjesdwergspanner (E. impurata).
Zwartvlekdwergspanner (Eupithecia centaureata), heidedwergspanner (Eupithecia satyrata), egale dwergspanner (Eupithecia absinthiata), schermbloemdwergspanner (Eupithecia tripunctaria), smalvleugeldwergspanner (Eupithecia nanata), jeneverbesdwergspanner (Eupithecia pusillata), v-dwergspanner (Chloroclystis v-ata), zwartkamdwergspanner (Gymnoscelis rufifasciata), voorjaarsdwergspanner (Eupithecia abbreviata), eikendwergspanner (Eupithecia dodoneata), vingerhoedskruiddwergspanner (Eupithecia pulchellata) en beverneldwergspanner (Eupithecia pimpinellata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen en wijdverbreid in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden naar het oosten via de gematigde zone tot Japan. In Finland en Zweeds Lapland is het de gewoonste Eupithecia; in het zuiden tot het noordelijke Middellandse Zeegebied.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Wegbermen, verwaarloosde en schaars begroeide stukken grond, landbouwgrond, bosranden en open plekken in het bos.
De overwinterende rupsen leven op meidoorn en sleedoorn; zomerrupsen leven op diverse kruidachtige en houtige planten, waaronder dophei, struikhei, kruiskruid en guldenroede.
Struikhei
Calluna
Meidoorn
Crataegus
Dopheide
Erica
Sleedoorn
Prunus
Kruiskruid
Senecio
Guldenroede
Solidago
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting