De afwateringssloten waren al gegraven en er was al bijna begonnen met de ontginning van het gebied toen het Drents Landschap het Doldersummerveld aankocht. Als onderdeel van het Nationaal Park Drents-Friese Wold is dit van onschatbare waarde. Het Wapserveld was al sinds 1941 eigendom van Natuurmonumenten om in deze regio heidegebieden te behouden en beschermen. De bovenste laag van deze voormalige cultuurgronden werd afgegraven en het kale zand dat tevoorschijn kwam begroeide langzaam weer. Inmiddels is het Drents-Friese Wold een van de grootste bosgebieden van Nederland, en het Doldersummer- en Wapserveld veld een prachtig vochtig heidegebied. Het gebied wordt begraasd door runderen en schapen om de heide gevarieerd, open en in stand te houden. Een wandeling kan uitgebreid worden met een tocht langs de Vledder Aa, een kleine beek die door het Wapserveld slingert. In het veld zijn bijzondere plantensoorten te zien, zoals de gevlekte orchis en beenbreek. Er leven veel reptielen zoals adders en levendbarende hagedissen in dit gebied en ook voor broedvogels is dit een zeer geliefde plek.
In het Buitencentrum Drents-Friese Wold in Terwisscha kan men naast informatie over de natuurlijke rijkdom van het park en de recreatieve mogelijkheden, ook ervaringen opdoen met zintuigen, dus ruiken, horen, zien zoals ook in het park zelf te beleven valt. Verder zijn er recreatieve routes, een familiepad van ca 2 km (geschikt voor iedereen, ook met rolstoel of buggy), horeca en speelmogelijkheden voor kinderen.
In deze heidegebieden is het goed libellen kijken ondanks het feit dat er geen heel zeldzame soorten te vinden zijn. Met name het voorjaar is hiervoor een zeer geschikte tijd. Een van de leukste libellenfamilies zijn de witsnuitlibellen. In dit gebied komen twee soorten witsnuitlibellen voor, de venwitsnuitlibel en de noordse witsnuitlibel. Beide soorten vliegen met name in het voorjaar en zijn bij vennen aan te treffen. Het vergt een geoefend oog om de twee uit elkaar te houden maar de familie van de witsnuiten zelf is gemakkelijk te herkennen aan het helder witte gezicht.
Deze drie soorten rode heidelibellen vliegen allemaal op de heide van het Nationaal Park. De bloedrode heidelibel is de enige met helemaal zwarte poten, bij de twee anderen loopt er een gele streep overheen. Voor het onderscheid tussen de bruinrode en steenrode heidelibel moet je naar de kop kijken: loopt er vanaf het oog een streep naar beneden dan heb je te maken met een steenrode heidelibel. Is dat niet zo, dan is het een bruinrode heidelibel. Maar dit is heel erg moeilijk te zien en zelfs ervaren libellenonderzoekers vergissen zich nog wel eens.