Geologisch gezien is Nationaal Park De Meinweg een uniek gebied, een 1600 ha groot terrassenlandschap dat is ontstaan door erosie van de rivieren Maas en Rijn en bewegingen van de aardkorst. Het landschap stijgt en daalt, en vormt een afwisselend patroon van heide en bos. Dwars op de terrassen lopen beekdalen: de Roode Beek en Boschbeek. Tussen deze beken liggen vennetjes waar planten te vinden zijn als wollegras, veenmos en het vleesetende zonnedauw. Het gebied is bekend om zijn grote adderpopulatie. Het zijn schuwe dieren dus je zult ze niet snel tegenkomen, maar als je geluk hebt kun je ze in het voorjaar soms zien opwarmen in de zon.
De gewone bronlibel is een van de meest zeldzame libellen van ons land. Hij bewoont de kleinst denkbare beekjes waar de larven tot wel vijf jaar kunnen leven. De vrouwtje zetten hun eitjes op een bijzondere manier af. Ze stuiteren verticaal over het wateroppervlak terwijl ze de eitjes onder water afzetten. In de Meinweg kun je deze zeldzame soort tegenkomen.
Bosbeekjuffers vliegen van mei tot begin augustus. Langs langzaam stromende beken verdedigen de mannetjes hun territorium tegen andere juffers, en proberen een vrouwtje over te halen tot baltsen door de rode stip op de onderkant van hun achterlijf te laten zien. De bosbeekjuffer kan worden verward met de weidebeekjuffer, omdat ze beiden ongeveer in dezelfde periode vliegen. Mannetjes van de bosbeekjuffer hebben in tegenstelling tot de mannetjes van de weidebeekjuffer echter egaal donkere vleugels.
De gevlekte glanslibel is een bijzondere bewoner van moerassen. In ons land is de soort de laatste jaren met een opmars bezig na een sterke achteruitgang in de twintigste eeuw. De soort is jagend langs bosranden van de Meinweg aan te treffen.