Eind april-begin juli in één generatie; exemplaren van een zeldzame partiële tweede generatie kunnen tot begin augustus vliegen. De vlinders zijn vooral bij zonnig weer overdag actief.
Rups: juli-september. De soort overwintert als pop in de grond of in de strooisellaag.
Speckled Yellow
Pantherspanner
la Panthère
panterspanner
Venilia macularia, Melanippe macularia
Het boterbloempje is metaforisch naar de boterbloem genoemd, en wel in de eerste plaats vanwege de overeenkomende kleur geel. (De boterbloem is waarschijnlijk genoemd naar de kleur van boter, hoewel die ook vroeger in de meeste gevallen lichter was dan de kleur van de boterbloem; bijkomend aspect is de dat de plaat van de kroonblaadjes van de boterbloem glansde als boter [Weeda, Westra & al. 1985, Nederlandse oecologische Flora I, p.236, middelste kolom].
Ter Haar noemt in zijn boek Onze Vlinders [voetnoot=literatuur-23] nog niet de Nederlandse naam boterbloempje voor Pseudopanthera macularia, maar uit zijn tekst bij deze soort blijkt dat de naam op dat moment wel de status van metafoor-in-wording had. Hij schrijft: “Zoo werden in de jaren 1877, 1878 en 1879 honderden exemplaren in de Meerwijk bij Nijmegen gezien en werd het Louise-dal verlevendigd door de “vliegende boterbloempjes” ; ... (p.391).
Pseudopanthera: pseudos is vals en panthera is een panter, naar de zwarte vlekken op de gele ondergrond.
macularia: macula is vlek, uiteraard slaand op de vele vlekken op de vleugels.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 13-15 mm. De bruine vlekken op de gele voor- en achtervleugel zijn kenmerkend. De intensiteit van het geel en de donkere tekening zijn enigszins variabel.
Klaverspanner (Chiasmia clathrata) en oranje bremspanner (Isturgia limbaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. De soort komt lokaal voor in bosachtige gebieden in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg; daarbuiten slechts af en toe een waarneming. Op de vliegplaatsen kan de soort heel talrijk zijn; bij zonnig weer worden soms honderden exemplaren tegelijk waargenomen. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen wijdverbreid en lokaal algemeen. Komt over het hele land voor, maar ontbreekt in grote delen van West- en Oost-Vlaanderen en Haspengouw. In Wallonië vrij algemeen ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden tot Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië in het zuiden Italië, de Balkan, de Zwarte Zee en de Kaukasus. De oostelijkste vindplaats ligt in Centraal-Azië (Tarbagatei-gebergte).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral open bossen en heiden; ook struwelen en ruige graslanden.
Diverse kruidachtige planten, waaronder valse salie.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting