Begin juli-begin september in één generatie. De vlinders komen op licht en smeer.
Rups: april-juni. De rups leeft eerst op de halmen van de waardplant, later dicht bij de grond in gangen die bekleed zijn met afgebeten plantendelen; in deze gangen vindt ook de verpopping plaats. De soort overwintert als ei.
Cameo
Bunte Waldgraseule
Polymixis gemmea
De witte vlekken doen denken een steensoort, in dit geval graniet. De wetenschappelijke soortnaam wijst op kostbaarder steensoorten.
De grondkleur is een mooie bruintint.
gemmea: gemmeus is versierd met kostbare stenen. Verwijzend naar de opvallende witte vlekken op de donkerder grondkleur.
(Treitschke, 1825)
Voorvleugellengte: 16-20 mm. De olijfbruine voorvleugel heeft een groenige glans en een bont patroon van witte, zwartgerande vlekken en dwarslijnen; de hoeveelheid wit kan variëren. De ringvlek en de niervlek zijn groot en wit met daarin zwarte lijntjes; de eveneens witte halvemaanvormige tapvlek kan donker gevuld zijn.
De witvlek-silene-uil (Hadena albimacula) is kleiner en mist de olijfgroene tint; de witte tekening is minder uitgebreid en in plaats van een halvemaanvormige witte tapvlek is een min of meer rechthoekige vlek aanwezig.
Zeldzaam. Komt vrijwel uitsluitend voor op de Veluwe en lokaal op de zandgronden in Drenthe en Zuidoost-Friesland. RL: gevoelig.
Beperkt tot Wallonië. Verbreid, maar zeldzaam en lokaal in de Ardennen.
Midden- en Noord-Europa. In Scandinavië tot Midden-Noorwegen, Noord-Zweden en Midden-Finland; in Rusland tot Karelië en Kirow (de oostelijkste vindplaats). Verdere verbreiding in Rusland is onbekend. Naar het westen en zuiden tot de Franse Oceaankust, Zuid-Frankrijk, Midden-Italië en Macedonië. In de lage delen van Noord- en Oost-Duitsland schijnt ze pas in de 20e eeuw binnengekomen te zijn. Tot 1850 alleen bekend van de Alpen tot het Harz-gebergte. 1890 in Berlijn, 1900 Brandenburg, 1903 Mecklenburg en 1917 Pommeren (Chappius 1942).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Heiden en andere open, grazige gebieden.
Diverse grassen, waaronder vooral pijpenstrootje.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting