Half april-eind mei in één generatie. De vlinders rusten overdag in schorsspleten van eiken of tegen beukenstammen. Ze zijn nachtactief maar komen slecht op licht en leven vaak hoog in de bomen.
Rups: mei-juli. De soort overwintert als pop in de strooisellaag (soms twee jaren).
Marbled Pug
Silgen-Blütenspanner
l'Eupithécie arrosée
Tephroclystia irriguata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De tekening van de vlinder heeft een gemarmerd uiterlijk.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Irriguata: irrigatus is goed bewaterd. De lijntjes, stroompjes en beekjes in de beelden van Hübner, vullen een deel van de vleugels.
(Hübner, 1813)
Voorvleugellengte: 9-11 mm. De voorvleugel is tamelijk smal en puntig en heeft een witachtige grondkleur. Langs de voorrand en de achterrand liggen fijne donkere vlekken en de grote zwarte middenstip is meestal langwerpig van vorm. Op de achtervleugel bevindt zich een duidelijke middenstip.
19-21 mm. Lijf groen nijgend naar geelachtig groen met roodachtig bruine rugtekening, die fletsgeel is afgegrensd.
De fruitboomdwergspanner (E. insigniata) heeft een lichte lila-achtig grijze grondkleur en fraaie donkere aderlijnen. De zwartvlekdwergspanner (E. centaureata) heeft slechts één donkere vlek langs de voorrand. De witvlakdwergspanner (E. succenturiata) is veel groter en vliegt later in het jaar.
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Zeer zeldzaam. De soort is verspreid over het land slechts af en toe waargenomen. De laatste bekende waarneming dateert uit 1993 in Wormer.
Geen recente meldingen uit België. Voor 2000 waargenomen in de provincies Oost-Vlaanderen, Namen en Luxemburg.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief Engeland naar het oosten tot Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië in het zuiden van Noordwest-Afrika via de eilanden in het westelijke Middellandse Zeegebied en Italië tot de Balkan en Kreta. In Duitsland een verbrokkelde verspreiding en niet in Oost-Duitsland (Gelbrecht & Müller 1987). In het Middellandse Zeegebied duidelijk talrijker dan in Midden-Europa
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Eikenbossen en struwelen met eiken in bosachtige gebieden.
Eik.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting