Half juni-begin september in één generatie. De vlinders worden het meest aangetroffen op smeer; soms komen ze op licht.
Rups: september-juni. De rups foerageert ´s vooral nachts. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich zonder cocon in de strooisellaag of tussen mos.
Great Brocade
Graue Heidelbeereule
l'Occulte
bosbesuiltje
Agrotis occulta, Aplecta occulta
Dit is een grote uil en één van de waardplanten is bosbes.
Ook de Duitse soortnaam licht de bosbes uit het rijtje waardplanten.
Eurois: euroos is fraai verloop, naar de leuke golflijntjes op de voorvleugels.
occulta: occultus is verborgen, in het donker. Linnaeus beschrijft de voorvleugels als 'fusco nebulosis', met wolkjes en Clerck vindt de vleugels heel donker (1759).
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 24-27 mm. Door de relatief lange smalle voorvleugel goed te onderscheiden van andere grote donkere uilen. De voorvleugel is grijs of zwartachtig met een lichtgrijze tekening; de hoeveelheid lichtgrijs kan sterk variëren. Meestal vallen de niervlek en vooral de ringvlek goed op door hun lichte kleur. In het wortelveld ligt een doorgaans moeilijk zichtbaar zwart streepje. Aan de binnenzijde van de golflijn liggen enkele zwarte pijlvlekken. De achtervleugel is gelijkmatig bruinachtig donkergrijs met contrasterende witte franje.
De marmeruil (Polia nebulosa) houdt de vleugels minder plat boven het lichaam en de voorrand van de voorvleugel is meer gebogen; in het wortelveld ligt nooit een zwart streepje.
Bruine bosbesuil (Lithomoia solidaginis) en spurrie-uil (Anarta trifolii).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeldzaam. Komt zeer verspreid en lokaal voor; de meeste waarnemingen komen van de Veluwe. De soort is deels trekvlinder uit Noord-Europa. Onder goede weersomstandigheden kunnen trekkers in Nederland worden aangetroffen. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam. Zwervers worden af en toe in Vlaanderen gezien. In Wallonië verbreid, maar zeldzaam en lokaal in de Hoge Ardennen in Luik en Luxemburg.
Noord- en Midden-Europa, Noord- en Midden-Azië, het noorden van Noord-Amerika, Groenland, IJsland. In het zuiden slechts lokaal in het bergland (Pyreneeën, gebergten op de Balkan, Pontisch gebergte).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Moerasachtige gebieden, natte heiden, rivieroevers en bossen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting