In het buitenland: begin juni-half oktober. De vlinders komen op smeer; slechts zelden op licht.
Rups: in het buitenland augustus-mei. De soort overwintert als rups. De rups leeft diep in de bodem en daar vindt ook de verpopping plaats.
Grosse Bodeneule
Agrotis lucipeta
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Een grote vlinder en, als bij zoveel andere uilen, ligt de grondkleur in de buurt van bruin; in dit geval geelbruin.
Rhyacia: rhuax is een stroom, een beek, naar de getande lijnen op de voorvleugel die Hübner aan stromend water deed denken, een thema dat hij frequent gebruikte bij de spanners.
lucipeta: lux, lucis is licht en peto is zoeken. R. lucipeta zou vaak de kaarsvlam in vliegen.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 22-25 mm. Een uil zonder sterk naar voren springende elementen in de tekening. De grondkleur is dof groenachtig (soms haast blauwachtig) grijs tot bruingrijs. De tekening bestaat uit tamelijk duidelijke geelachtige geschulpte tot dubbel getande dwarslijnen en een geelomrande nier- en ringvlek. De niervlek komt meestal het sterkst naar voren. De achtervleugel is dof, soms iets geelachtig, bruingrijs.
Een zeer zeldzame soort die halverwege de twintigste eeuw af en toe werd waargenomen in Zuid-Limburg.
Uitgestorven. Voor 1980 gekend uit Henegouwen, Luik en Luxemburg.
Noordwest-Afrika, Zuid- en Midden-Europa, Voor-Azië en Zuid-Rusland. In Midden-Europa naar het noorden tot Nederland en de noordrand van het middengebergte. Eén melding uit Zuid-Engeland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse planten, waaronder klein hoefblad, groot hoefblad en wolfsmelk.
Wolfsmelk
Euphorbia
Groot hoefblad
Petasites
Zuring
Rumex
Paardenbloem
Taraxacum
Klein hoefblad
Tussilago
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
oostelijke monnik
Cucullia fraudatrix
moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma
zandstofuil
Caradrina selini
steenrode grasuil
Apamea lateritia
trapeziumuil
Xestia ditrapezium
variabele w-uil
Lacanobia suasa