Eind augustus-begin november in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: april-juni. De rups foerageert eerst in een bloemknop van de waardplant, daarna meer onbeschut. De eieren worden dicht bij de knoppen op een tak van de waardplant afgezet; de soort overwintert als ei.
Dusky-lemon Sallow
Ulmen-Gelbeule
la Xanthie cendrée
Cirrhia gilvago, Cosmia gilvago
De gouduilen hebben een geelachtige (gouden) grondkleur.
De iep is een belangrijke waardplant voor deze soort.
Xanthia: xanthos is geel, naar de overwegend geelachtige kleuren van de soorten binnen dit genus. Ochsenheimer nam deze naam over uit Hübner's Tentamen (1806).
gilvago: gilvus is bleek geel en voor -ago zie X. citrago. Verwijzing naar de kleur van de voorvleugels.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 15-18 mm. De dof oranjegele of oranjebruine voorvleugel met vaak een afgeronde punt heeft een zwartachtig grijs of donkerbruin vlekkerig bandenpatroon en een fijne donkere spikkeling. Het bandenpatroon is soms gereduceerd tot enkele donkere vlekken en onduidelijke dwarslijnen. Soms komen exemplaren voor met een extra brede diffuse dwarsband op de grens van het midden- en zoomveld en één in het wortelveld. De binnenste lob van de niervlek is donker gevuld. De achtervleugel is witachtig, bij de binnenrandhoek soms wat donkerder.
De gewone gouduil (X. icteritia) en de populierengouduil (X. ocellaris) hebben een uitstekend puntje aan de hoekige vleugelpunt; de gewone gouduil is bovendien helderder geel van kleur. De bruine herfstuil (Sunira circellaris) heeft een grijze achtervleugel met een bruinwitte wig langs de voorrand; de grillige lichte golflijn op de voorvleugel is afgezet met een rode lijn. Zie ook de gevlekte winteruil (Conistra rubiginea).
Wilgengouduil (Xanthia togata), gewone gouduil (Xanthia icteritia) en saffraangouduil (Tiliacea aurago).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land lokaal voor. RL: niet bedreigd.
Zeldzaam in Vlaanderen en vooral in Westen wijdverbreid. Ontbreekt nagenoeg in de Kempen en Haspengouw. In Wallonië bekend uit alle provincies, maar afwezig ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije) door Europa noordelijk tot Zuid-Schotland, Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden en Estland. Voor- en Midden-Azië tot Oost-Toerkestan. Bij oudere opgaven is steeds twijfel omdat gilvago en ocellaris niet duidelijk waren gescheiden.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen en parken.
Vooral iep; later ook diverse kruidachtige planten.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting