Begin september-eind oktober in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en kunnen boven dichte zeggevegetaties worden waargenomen. Ze komen op licht, maar verwijderen zich zelden ver van het leefgebied.
Rups: april-augustus. De rups leeft in de stengel van jonge uitlopers van de waardplant. De verpopping vindt dicht bij de grond plaats in een stengel. De eieren worden in rijtjes op een blad van de waardplant afgezet en overwinteren.
Blair's Wainscot
Büttners Schrägflügeleule
la Noctuelle de la brouille
Simyra buettneri
De rupsen van veel uiltjes dringen door in de stengel van planten; ze eten en groeien daar.
Moeraszegge is de (enige) waardplant van deze soort.
Sedina: Sedyn is een oude naam voor Stettin in Polen, een stad met enthomologische betekenis. Zeller woonde daar en de 'Stettiner Entomologische Zeitung' werd daar uitgegeven van 1940 tot 1944. Het type exemplaar komt uit Polen maar niet uit Stettin.
buettneri: buettneri is een eerbetoon aan J.G. Büttner (19e eeuw), een entomoloog uit Letland.
(E. Hering, 1858)
Voorvleugellengte: 12-14 mm. Door de spits toelopende, scherp gepunte voorvleugel en de late vliegtijd is deze uil te onderscheiden van de meeste nauw verwante soorten van dezelfde grootte. De voorvleugel is strokleurig bruin met een fijne zwartachtige spikkeling; langs de hoofdader is door deze spikkeling vaak een donkere veeg zichtbaar. De achtervleugel heeft een donkere bruinachtig grijze kleur met lichte strepen en een lichte zoom.
Zie de herfst-rietboorder (Rhizedra lutosa).
Zeldzaam. Een soort waarvan slechts enkele recente waarnemingen bekend zijn. RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Verspreide vindplaatsen in Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant. In Wallonië bekend uit Namen en Luxemburg.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Lokaal in de centrale landen van Europa. Noordelijk tot Petersburg, Zuid-Finland, Zuid-Zweden, Denemarken, het eiland Wight (in 1950 uitgeroeid) en Noord-Frankrijk. Naar het zuiden tot Zuidwest-Frankrijk (Gironde), Zwitserland, oostelijk Oostenrijk, Hongarije, Roemenië, Zuid-Bulgarije en de Oeral. In Azië vastgesteld in het Kaukasusgebied en als ssp. moltrechti (Bang-Haas, 1927) in Oost-Azië (Oessoeri, Koerilen, Japan) en bij nader onderzoek zal dit gebied wel groter worden.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Moerassen en rivieroevers.
Moeraszegge.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bleke grasuil
Mythimna pallens
spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea
variabele worteluil
Euxoa cursoria
grote bosbesuil
Eurois occulta
gewone grasuil
Luperina testacea
lisdoddeboorder
Nonagria typhae