Begin juni-half augustus in één generatie. De vlinders komen op licht, maar vooral op smeer en bloemen.
Rups: juli-april. De rups foerageert ´s nachts (jonge rupsen in groepen) en verbergt zich overdag in de strooisellaag. De soort overwintert als rups en verpopt zich in de grond.
Gothic
Buchdruckereule
la Noctulelle typique
Phalaena typica, Mania typica
Splinterstreep is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De vlinder heeft een kenmerkend wit strepenpatroon maar de achtergrond van splinter is onduidelijk.
Naenia: Naenia is de Romeinse god van de begrafenissen. Stephens geeft geen verklaring en waarschijnlijk is die er ook niet.
typica: tupos is een patroon en typicus is heeft een kenmerkend patroon. Linnaeus beschrijft het bleke lijnenpatroon en de niervlek.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 17-22 mm. Een grijsachtig bruine uil met een opvallend brede voorvleugel. De tekening bestaat uit een karakteristiek netwerk van witachtige aders en dwarslijnen; ook de contouren van de ringvlek en de niervlek zijn witachtig. De achtervleugel is bruinachtig grijs.
Tot 48 mm; lichaam grijsachtig bruin met onder de lijn van de spiracula een brede, golvende, grijsachtig witte lengteband; over de rug een rij witachtige, V-vormige vlekken; kop grijsachtig wit met donkerbruine tekening.
De gelijnde silene-uil (Sideridis reticulata) heeft eveneens een netwerk van witachtige lijnen en aders, maar de voorvleugel is veel smaller en de achtervleugel is lichter van kleur. Bij de gelijnde grasuil (Tholera decimalis) zijn wel de aders maar niet de centrale dwarslijnen licht gekleurd; bovendien vliegt deze soort later in het jaar en heeft het mannetje geveerde antennen. Zie ook de sigma-uil (Eugraphe sigma) en de maansikkeluil (Agrochola lunosa).
Volgeling (Noctua comes), kleine breedbandhuismoeder (Noctua janthina), open-breedbandhuismoeder (Noctua janthe), dubbelpijl-uil (Graphiphora augur), zwarte-c-uil (Xestia c-nigrum), trapeziumuil (Xestia ditrapezium), driehoekuil (Xestia triangulum), bruine zwartstipuil (Xestia baja), kooluil (Mamestra brassicae) en kleine huismoeder (Noctua interjecta).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Zeldzaam in het hele land en achteruitgegaan. Wijdverbreid; recente waarnemingen uit alle provincies.
De soort staat als Ernstig Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van West-Europa (inclusief de Britse eilanden) via de gematigde zone tot Siberië. De noordgrens: Schotland, Zuid-Scandinavië, Midden-Finland en verder Rusland in. De zuidgrens: het noorden van het Middellandse Zeegebied, de Balkan, Noord-Turkije (Pontisch gebergte) en verder Noord-Iran (Kaspisch gebied) tot Midden-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Moerassen, natte weilanden, rivieroevers, vochtige bossen, struwelen en tuinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting