Half april-half juni in één generatie; in gunstige jaren kan de soort iets eerder beginnen te vliegen, maar veel uitloop na half juni is er niet. De vlinders komen op licht.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop in een cocon op de waardplant.
Least Black Arches
Hainbuchen-Graueulchen
la Nole confuse , la Nole crêtée , la Nole-Aigrette
eikenbeertje
Celama confusalis, Nola signata
Het vroeg visstaartje vliegt eerder in het jaar dan de andere visstaartjes. Visstaartje is een al lang bestaande naam. In 'Onze vlinders' van Ter Haar wordt ze al gebruikt. De naschuivers van sommige rupsen uit deze familie hebben wel wat weg van een vissenstaart.
Nola: Nola is een stad in Campania. Als deze stad inderdaad de basis is voor deze naam is het wellicht de oudste naam met geografische achtergrond, nog een jaar eerder dan Ochsenheimer ermee begon. Het is de enige geografische naam die Leach maakte. Leach plaatste dit genus bij de Tortriciden; hijzelf gaf geen enkele toelichting.
confusalis: confusus is verward, verwarrend, waarschijnlijk vanwege de onzekerheid over de classificatie. De uitgang -alis geeft aan dat Herrich-Schäfer dacht dat het om een pyralide ging.
(Herrich-Schäffer, 1847)
Voorvleugellengte: 9-11 mm. De tamelijk smalle voorvleugel heeft een witachtige grondkleur en is in meer of mindere mate bestoven met bruinachtig donkergrijze schubben. Vaak is deze bestuiving het sterkst in het zoomveld, bij andere exemplaren is de bestuiving meer gelijkmatig over de gehele vleugel verdeeld. Van de fijne zwarte centrale dwarslijnen is de binnenste sterk gebogen of V-vormig en de buitenste egaal S-vormig. De aan de binnenzijde van de buitenste dwarslijn gelegen middelste dwarslijn is sterk getand. Tussen deze lijn en de buitenste dwarslijn ligt een smalle meestal duidelijk donkerder grijsachtige band. Aan de binnenzijde van de vaag zichtbare lichte golflijn liggen kleine zwarte vlekjes of streepjes. Halverwege de voorrand van de voorvleugel bevindt zich een duidelijke donkere, zwartachtig gerande vlek. De achtervleugel is licht gekleurd en heeft een duidelijke middenstip.
Tot 14 mm; rug en flanken met kleine wratjes, waarop lange, fijne haren staan ingeplant; kleur bleek geelachtig bruin tot bruinachtig wit met op de rug twee gebroken, donkerbruine lengtestrepen, waartussen drie donkere, driehoekige vlekken; kop geelachtig bruin.
Zie het donker visstaartje (Meganola strigula) en het licht visstaartje (N. aerugula).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de zeven visstaartjes (Nolinae).
Vrij algemeen. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; lokaal ook elders. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land. Wijdverbreid, maar in lage aantallen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa, inclusief de Britse eilanden en Zuid-Scandinavië en via Azië tot Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, struwelen, parken, boomgaarden en tuinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting