Eind juli-begin september in één generatie.
De soort overwintert als rups.
Scotch Argus, Northern Brown
Hundsgrasfalter, Waldteufel, Graubindiger Mohrenfalter
Le Grand Nègre, Moiré sylvicole
moorvlinder
Erebia: erebus is de donkere afscheiding tussen de aarde en Hades, de onderwereld; vanwege het donkere uiterlijk van de vlinders.
aethiops: Aethiops is een Ethiopiër, vanwege de donkere kleur.
(Esper, 1777)
Voorvleugellengte: 19-24 mm. De bovenkant van de vleugels is donkerbruin met langs de achterrand een oranje band met daarin drie tot vier witgekernde zwarte oogvlekken. Op de onderkant van de achtervleugel bevinden zich drie kleine witte punten in een band, die bij het mannetje donkergrijs en bij het vrouwtje geel of witachtig bruin is. De franje is bij de mannetjes niet en bij de vrouwtjes wel geblokt; dit laatste is echter weinig opvallend.
De voorjaarserebia heeft geen band op de onderkant van de achtervleugel. Zie ook de boserebia.
Van deze soort is slechts één slecht gedocumenteerde waarneming bekend uit het begin van de twintigste eeuw.
Volgens de literatuur is de zomererebia een honkvaste soort.
De zomererebia komt voor van Polen tot Midden-Frankrijk, de Balkan en oostwaarts tot de Oeral. In Schotland leeft een geïsoleerde populatie. De dichtstbijzijnde populaties vliegen in zeer klein aantal in de Belgische Ardennen en de Duitse Eifel.
Van Midden-Europa (Oost-Frankrijk) naar het oosten via de gematigde zone tot Siberië. Naar het noorden tot de Baltische staten en naar het zuiden tot de Balkan, het Iberisch schiereiland en het Middellandse Zeegebied. Naast deze gebieden ook nog geïsoleerd voorkomen in Frankrijk en in het noorden van de Britse eilanden.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Schrale graslanden en ruigten bij bosranden en matig vochtige graslanden met bomen en struiken.
Waardplanten zijn diverse grassen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting